Vragen over het versneld afbouwen kippenfabrieken vanwege risico nieuwe pandemie
Indiendatum: 5 jan. 2021
Inleiding
Tal van vooraanstaande virologen wijzen nadrukkelijk naar de vee-industrie als een van de grootste risico’s voor de volksgezondheid. Driekwart van de nieuwe infectieziekten is immers, net als COVID-19, afkomstig van dieren en overgesprongen op mensen: zoönosen. De vreselijke maatschappelijke schade die corona heeft aangericht kennen we allemaal.
Grote kippenstallen als broedplaats voor een nieuwe pandemie[1]
Er heerst tevens een zeer besmettelijke vogelgriep (H5N8) in Nederland. Het virus is oorspronkelijk afkomstig van grote pluimveebedrijven in Azië. Recent zijn er vanwege besmettingen in zes pluimveebedrijven in Nederland al meer dan een half miljoen kippen en twintigduizend eenden ‘geruimd’, lees: gedood. Daarna volgden meer bedrijven. Stallen zijn niet potdicht te maken: er moet voer naar binnen, mest uit, dieren getransporteerd, gigantische ventilatoren zuigen buitenlucht naar binnen en binnenvlucht naar buiten. Bovendien zijn potdichte stallen een ramp voor dierenwelzijn en ook volgens burgers onwenselijk.
Zeer gevaarlijke vogelgriepvarianten ontstaan vrijwel uitsluitend door mutaties in de pluimveehouderij. De huidige variant van de vogelgriep is niet gevaarlijk voor mensen, maar doordat kippen in de megastallen van de vee-industrie met zo veel zo dicht op elkaar zitten, kan het vogelgriepvirus evolueren in een dodelijke én zeer besmettelijke variant. Dat zegt o.a. hoogleraar virologie Thijs Kuiken, een van de wereldwijde experts op het gebied van ontstaan van vogelgriep en verbonden aan het Erasmus MC in Rotterdam. “Het risico op een uitbraak is groot door onze manier van pluimveehouden.’
Tussen 1959 en 2015 zijn er 39 gevallen geregistreerd waarin een relatief ongevaarlijk H5- of H7-vogelgriepvirus muteerde in een dodelijke variant. 37 keer ontstond die in de pluimvee-industrie, en het vaakst in grote kippenstallen in Europa.
Als oplossing geeft hoogleraar Kuiken aan om veel minder en kleinschaliger dieren te houden. Dat is goed voor onze gezondheid en voor de natuur in het algemeen. Ook bijvoorbeeld topviroloog Ron Fouchier van het Erasmus MC zegt dat de veehouderij echt op de schop moet om komende pandemieën te voorkomen.[2][3]
Eind december uitte de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) nog felle kritiek op overheden omdat ze weinig doen om de kans op de volgende pandemie te verkleinen. Daarbij stelde hij dat pogingen om volksgezondheid te verbeteren zullen mislukken als dierenwelzijn en klimaatverandering niet worden aangepakt.[4]
Ook internationale wetenschappers van IPBES lieten onlangs weten dat niet alleen de aanpak van de huidige coronacrisis belangrijk is, maar dat het ook belangrijk is om in te zetten op zoveel mogelijk preventie van toekomstige pandemieën die door een verkeerde omgang met dieren en natuur ontstaan.[5]
Daarbij is een integrale aanpak nodig en inzet van alle overheden, inclusief gemeenten en provincies.
Dat werpt de vraag op: waarom heb wij nog intensieve veehouderijen in de provincie?
(Plof)Kippenstallen in Noord-Holland
Ook in Noord-Holland staan zeer grote kippenstallen, met in totaal bijna 1,4 miljoen vleeskuikens (plofkippen).[6] In een kleine zes weken wordt een kuikentje van enkele tientallen grammen ‘opgeploft’ naar een slachtrijpe kip van twee kilo, de ‘plofkip’. Doordat er meerdere rondes per jaar zijn, komt dit neer op jaarlijks circa 10,5 miljoen plofkippen in Noord-Holland die worden gemest en afgevoerd naar de slacht.[7]
De kippen zitten in stallen met een enorme dichtheid. In de Wieringermeer zijn veel stallen van het Patio-type. Daarin zitten kippen in een soort stellage van vijf hoog, met 42 kg kip/m2 vergund. Dat zijn 20 slachtrijpe kippen per m2, en dan 5 hoog. Dat resulteert in 100 kippen/m2.
Een kippenhouder in Middenmeer bijvoorbeeld houdt 367.000 kippen, verdeeld over twee stallen. Een tweede bedrijf van dezelfde kippenhouder, met nog eens 550.000 kippen, is niet doorgegaan, omdat de Raad van State het bestemmingsplan heeft vernietigd.
Het kunstmatige gecreëerde overgewicht, doorfokken en verkeerde huisvesting met chronische stress bij plofkippen is een ernstige aantasting van de algemene gezondheidstoestand. Overvolle stallen met zwakke dieren vormen een broedplaats voor potentieel gevaarlijke zoönosen.
Provinciale rol
Ook Noord-Hollandse burgers zijn getroffen door de coronapandemie en maken zich zorgen over nieuwe virussen en pandemieën. Het is evident dat de provincie ook een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het verkleinen van kansen op nieuwe zoönotische pandemieën zoals corona, ook vanuit haar rol als beschermer van gezondheid, klimaat, natuur en dieren.
In 2019 hebben Provinciale Staten om motie van de PvdD aangenomen waarin GS wordt opgedragen om problemen rond o.a. klimaat, gezondheid, dierenwelzijn, in
samenhang aan te pakken.[8]
In de Omgevingsvisie [9]
wordt ook bevestigd dat de provincie zich inzet voor “een gezonde en veilige leefomgeving” voor mens en dier. In het Programma Gezonde Leefomgeving erkent de provincie: “Inwoners van de provincie Noord-Holland vinden gezondheid een belangrijk beleidsthema [..]. Veel partijen zien daarbij een duidelijke rol weggelegd voor een actief middenbestuur. Mondige burgers vragen om een handelende provincie, gemeenten en GGD’s vragen om een partner en een verbindend middenbestuur, en het Rijk ziet ook decentraal mogelijkheden om gezondheidswinst te behalen.”
De Omgevingswet biedt de provincie bovendien meer ruimte om zich uit te spreken over niet alleen puur ruimtelijke aspecten, maar juist ook zaken die een duurzame, gezonde samenleving bevorderen. In die wet speelt volksgezondheid een belangrijke rol en wordt gesteld dat het “bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving” een dwingend aspect is van de bestuurlijke taak- en bevoegdheidsoefening op grond van de Omgevingswet. Zo moet bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
De provincie zou op meerdere vlakken dus verantwoordelijkheid kunnen nemen en we moedigen de provincie middels de volgende vragen aan om dat ook te doen.
Vragen
- Is GS het met wetenschappers eens dat niet alleen de aanpak van de huidige coronacrisis belangrijk is, maar ook de preventie van toekomstige pandemieën die door een verkeerde omgang met dieren en natuur ontstaan?
- Erkent GS dat daarbij een integrale aanpak en inzet van alle overheden nodig is?
- Is GS het met o.a. de directeur-generaal van de WHO eens dat pogingen om volksgezondheid te verbeteren zullen mislukken als dierenwelzijn en klimaatverandering niet worden aangepakt?
- Ziet GS samen met wetenschap ook het risico van het ontstaan van gevaarlijke varianten van het vogelgriepvirus in de overvolle stallen in Noord-Holland?
- Waarom geven wij nog ruimte aan zulke grote, intensieve stallen, die een broedplaats zijn voor een nieuwe pandemie?
- Erkent GS dat de provincie deze stallen ruimtelijk – via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, en nu ook met de Omgevingsverordening - en ook via vergunningen heeft toegestaan, zelfs met welwillende medewerking?[10]
- De Commissaris van de Koning (CvdK) is belast met het toezicht op en het bevorderen van de bestuurlijke samenwerking in crisisbeheersing en veiligheidszorg, waarbij wordt samengewerkt met de Noord-Hollandse gemeenten en met de veiligheidsregio's. CvdK treedt op vanuit zijn toezichthoudende rol als facilitator en verbinder en bevordert
in het kader van de coronacrisis de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen veiligheidsregio’s, gemeenten, burgemeesters en overige instanties. In dat kader kan de provincie bestuurlijke bijeenkomsten organiseren en netwerktafels opzetten met partijen om ideeën uit te wisselen over diverse thema’s.[11]
a) Is de CvdK bereid om het verband tussen de vee-industrie en het verhoogde risico op infectieziekten en zoönotische pandemieën (zoals corona) vanuit zijn boven beschreven rol te agenderen?
b) Is de CvdK bereid om bijvoorbeeld bestuurlijke bijeenkomst(en) of netwerktafels in te zetten om met gemeenten, veiligheidsregio’s en andere relevante actoren in gesprek te gaan over dit onderwerp en bijvoorbeeld te kijken naar een mogelijk gezamenlijk integraal plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönotische pandemieën zoals COVID-19 in te toekomst zoveel mogelijk te verkleinen?
c) Zo nee: waarom onderneemt de CvdK deze acties niet voor de gezondheid van onze burgers? - De klimaat-, natuur- en milieucrisis vraagt ook om een snelle afbouw van de intensieve veehouderij. We hebben geen tijd meer te verliezen en moeten alles op alles zetten om de aarde leefbaar te houden, zo luidt (internationaal) wetenschappelijk consensus. Het feit dat er in Noord-Holland minder intensieve veehouderijen zijn dan in sommige andere provincies, maakt het makkelijker om afbouw ervan te faciliteren in een transitie naar een gewenste natuurinclusieve, meer plantaardige en veilige landbouw.
Bovendien is een meerderheid van Nederlanders voor een krimp van het aantal dieren in de veehouderij. Dat geldt voor de achterban van bijna alle politieke partijen.[12]
a) Erkent GS het feit dat de vee-industrie hoge (miljarden) maatschappelijke kosten met zich meebrengt op het gebied van o.a. gezondheid, natuur, milieu en klimaat?
b) Ziet GS ook – samen met de wetenschap en burgers - dat we moeten werken aan de afbouw van de vee-industrie in Noord-Holland, om het risico op een nieuwe pandemie te verkleinen en daarmee tegelijk o.a. winst op het gebied van klimaat en milieu te boeken? Vindt GS niet dat we lang genoeg (decennia) hebben getreuzeld en ondertussen de crises zich opstapelen?
c) Is GS bereid – in lijn met de wens van burgers - een helder doel te stellen om tegen – bijvoorbeeld – 2025 alle intensieve veehouderijen te hebben afgebouwd? Zo nee, waarom blijft de provincie een doodlopende intensieve vee-industrie de ruimte geven, en de kosten ervan afwentelen op de maatschappij en de gezondheid van onze inwoners? - De Omgevingswet biedt de provincie meer ruimte om zich uit te spreken over zaken die een duurzame, gezonde samenleving bevorderen.
a) Het “bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving” is een dwingend aspect van de bestuurlijke taak- en bevoegdheidsoefening op grond van de Omgevingswet. Zo moet bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
Hoe ziet GS de toepassing van dit dwingende aspect als het gaat om de keuzes die de provincie in bijvoorbeeld voedsel-, landbouw-, natuur- en klimaatbeleid kan maken om de kansen op een gevaarlijke zoönotische pandemieën zoals corona te verlagen?
b) Is de provincie bereid om de extra ruimte die de Omgevingswet haar biedt te gebruiken om haar verantwoordelijkheid te nemen als het gaat om het helpen verkleinen van kansen op nieuwe zoönotische pandemieën zoals corona, ook vanuit haar rol als beschermer van gezondheid, klimaat en natuur? - Is GS bereid om in de Omgevingsverordening 2022 patiostallen, zijnde potentiële broedplaatsen voor nieuwe ziekten, aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
- Is GS bereid om in de Omgevingsverordening 2022 de uitbreiding van (bestaande) intensieve veehouderijen aan banden te leggen en in te zetten op afbouw van de intensieve veehouderij? Zo nee, hoe lang blijft u nog wetenschap, natuur- en milieuorganisaties en vele burgers negeren?
- In 2019 hebben Provinciale Staten om motie van de PvdD aangenomen waarin GS wordt opgedragen om problemen rond o.a. klimaat, gezondheid, dierenwelzijn, in samenhang aan te pakken. Preventie van nieuwe zoönotische pandemieën heeft – zoals wetenschap laat zien – alles te maken met klimaat-, natuur-, gezondheids- en dierenwelzijnsproblemen en leent zich juist voor zo’n integrale aanpak.
a) Bent u bereid na te denken over hoe preventie van zoönotische pandemieën (zoals corona) onderdeel kan uitmaken van provinciaal (corona)beleid en welke rol de provincie daar ook als verbinder en facilitator in de regio kan spelen?
b) Zo nee, waarom niet?
[1] https://decorrespondent.nl/11825/de-volgende-pandemie-wordt-uitgebroed-in-kolossale-kippenstallen/1076460897050-fa976db1
[2] https://www.ad.nl/binnenland/v...
[4] https://www.france24.com/en/li...
[5]https://ipbes.net/covid19stimu...
[6] https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=4854F
[7] Per jaar zijn er daarmee 7,5 rondes kuikens (52 : 7 weken [inclusief stal schoonmaken etc.] = 7,5 rondes/jaar. 7,5 x 1,4 miljoen kippen = 10,5 miljoen plofkippen/jaar.
[8] https://noordholland.partijvoo...
[9] Maar ook in de Grondwet staat: de overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
[10] https://noordholland.partijvoordedieren.nl/nieuws/provincie-houdt-rapport-geheim-uit-angst-voor-succes-bezwaren-tegen-megastallen
[11] Begroting 2021 (p.17-18)
Indiendatum:
5 jan. 2021
Antwoorddatum: 2 feb. 2021
https://www.ibabsonline.eu/Lij...
Inleiding
Tal van vooraanstaande virologen wijzen nadrukkelijk naar de vee-industrie als een van de grootste risico’s voor de volksgezondheid. Driekwart van de nieuwe infectieziekten is immers, net als COVID-19, afkomstig van dieren en overgesprongen op mensen: zoönosen. De vreselijke maatschappelijke schade die corona heeft aangericht kennen we allemaal.
Grote kippenstallen als broedplaats voor een nieuwe pandemie[1]
Er heerst tevens een zeer besmettelijke vogelgriep (H5N8) in Nederland. Het virus is oorspronkelijk afkomstig van grote pluimveebedrijven in Azië. Recent zijn er vanwege besmettingen in zes pluimveebedrijven in Nederland al meer dan een half miljoen kippen en twintigduizend eenden ‘geruimd’, lees: gedood. Daarna volgden meer bedrijven. Stallen zijn niet potdicht te maken: er moet voer naar binnen, mest uit, dieren getransporteerd, gigantische ventilatoren zuigen buitenlucht naar binnen en binnenvlucht naar buiten. Bovendien zijn potdichte stallen een ramp voor dierenwelzijn en ook volgens burgers onwenselijk.
Zeer gevaarlijke vogelgriepvarianten ontstaan vrijwel uitsluitend door mutaties in de pluimveehouderij. De huidige variant van de vogelgriep is niet gevaarlijk voor mensen, maar doordat kippen in de megastallen van de vee-industrie met zo veel zo dicht op elkaar zitten, kan het vogelgriepvirus evolueren in een dodelijke én zeer besmettelijke variant. Dat zegt o.a. hoogleraar virologie Thijs Kuiken, een van de wereldwijde experts op het gebied van ontstaan van vogelgriep en verbonden aan het Erasmus MC in Rotterdam. “Het risico op een uitbraak is groot door onze manier van pluimveehouden.’
Tussen 1959 en 2015 zijn er 39 gevallen geregistreerd waarin een relatief ongevaarlijk H5- of H7-vogelgriepvirus muteerde in een dodelijke variant. 37 keer ontstond die in de pluimvee-industrie, en het vaakst in grote kippenstallen in Europa.
Als oplossing geeft hoogleraar Kuiken aan om veel minder en kleinschaliger dieren te houden. Dat is goed voor onze gezondheid en voor de natuur in het algemeen. Ook bijvoorbeeld topviroloog Ron Fouchier van het Erasmus MC zegt dat de veehouderij echt op de schop moet om komende pandemieën te voorkomen.[2][3]
Eind december uitte de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) nog felle kritiek op overheden omdat ze weinig doen om de kans op de volgende pandemie te verkleinen. Daarbij stelde hij dat pogingen om volksgezondheid te verbeteren zullen mislukken als dierenwelzijn en klimaatverandering niet worden aangepakt.[4]
Ook internationale wetenschappers van IPBES lieten onlangs weten dat niet alleen de aanpak van de huidige coronacrisis belangrijk is, maar dat het ook belangrijk is om in te zetten op zoveel mogelijk preventie van toekomstige pandemieën die door een verkeerde omgang met dieren en natuur ontstaan.[5] Daarbij is een integrale aanpak nodig en inzet van alle overheden, inclusief gemeenten en provincies.
Dat werpt de vraag op: waarom heb wij nog intensieve veehouderijen in de provincie?
(Plof)Kippenstallen in Noord-Holland
Ook in Noord-Holland staan zeer grote kippenstallen, met in totaal bijna 1,4 miljoen vleeskuikens (plofkippen).[6] In een kleine zes weken wordt een kuikentje van enkele tientallen grammen ‘opgeploft’ naar een slachtrijpe kip van twee kilo, de ‘plofkip’. Doordat er meerdere rondes per jaar zijn, komt dit neer op jaarlijks circa 10,5 miljoen plofkippen in Noord-Holland die worden gemest en afgevoerd naar de slacht.[7]
De kippen zitten in stallen met een enorme dichtheid. In de Wieringermeer zijn veel stallen van het Patio-type. Daarin zitten kippen in een soort stellage van vijf hoog, met 42 kg kip/m2 vergund. Dat zijn 20 slachtrijpe kippen per m2, en dan 5 hoog. Dat resulteert in 100 kippen/m2.
Een kippenhouder in Middenmeer bijvoorbeeld houdt 367.000 kippen, verdeeld over twee stallen. Een tweede bedrijf van dezelfde kippenhouder, met nog eens 550.000 kippen, is niet doorgegaan, omdat de Raad van State het bestemmingsplan heeft vernietigd.
Het kunstmatige gecreëerde overgewicht, doorfokken en verkeerde huisvesting met chronische stress bij plofkippen is een ernstige aantasting van de algemene gezondheidstoestand. Overvolle stallen met zwakke dieren vormen een broedplaats voor potentieel gevaarlijke zoönosen.
Provinciale rol
Ook Noord-Hollandse burgers zijn getroffen door de coronapandemie en maken zich zorgen over nieuwe virussen en pandemieën. Het is evident dat de provincie ook een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het verkleinen van kansen op nieuwe zoönotische pandemieën zoals corona, ook vanuit haar rol als beschermer van gezondheid, klimaat, natuur en dieren.
In 2019 hebben Provinciale Staten om motie van de PvdD aangenomen waarin GS wordt opgedragen om problemen rond o.a. klimaat, gezondheid, dierenwelzijn, in samenhang aan te pakken.[8]
In de Omgevingsvisie [9] wordt ook bevestigd dat de provincie zich inzet voor “een gezonde en veilige leefomgeving” voor mens en dier. In het Programma Gezonde Leefomgeving erkent de provincie: “Inwoners van de provincie Noord-Holland vinden gezondheid een belangrijk beleidsthema [..]. Veel partijen zien daarbij een duidelijke rol weggelegd voor een actief middenbestuur. Mondige burgers vragen om een handelende provincie, gemeenten en GGD’s vragen om een partner en een verbindend middenbestuur, en het Rijk ziet ook decentraal mogelijkheden om gezondheidswinst te behalen.”
De Omgevingswet biedt de provincie bovendien meer ruimte om zich uit te spreken over niet alleen puur ruimtelijke aspecten, maar juist ook zaken die een duurzame, gezonde samenleving bevorderen. In die wet speelt volksgezondheid een belangrijke rol en wordt gesteld dat het “bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving” een dwingend aspect is van de bestuurlijke taak- en bevoegdheidsoefening op grond van de Omgevingswet. Zo moet bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
De provincie zou op meerdere vlakken dus verantwoordelijkheid kunnen nemen en we moedigen de provincie middels de volgende vragen aan om dat ook te doen.
Vragen inclusief beantwoording Gedeputeerde Staten
Vraag 1: Is GS het met wetenschappers eens dat niet alleen de aanpak van de huidige coronacrisis belangrijk is, maar ook de preventie van toekomstige pandemieën die door een verkeerde omgang met dieren en natuur ontstaan?
Antwoord 1: Wij zijn van mening dat preventie van toekomstige pandemieën in zijn algemeenheid belangrijk
is.
Vraag 2: Erkent GS dat daarbij een integrale aanpak en inzet van alle overheden nodig is?
Antwoord 2: Bij een pandemie is een integrale aanpak gewenst vanuit de taken en verantwoordelijkheden die elk overheidsonderdeel heeft. De verantwoordelijkheid ten aanzien van volksgezondheid ligt bij het Rijk.
Vraag 3: Is GS het met o.a. de directeur-generaal van de WHO eens dat pogingen om volksgezondheid te verbeteren zullen mislukken als dierenwelzijn en klimaatverandering niet worden aangepakt?
Antwoord 3: Wij nemen kennis van de berichten van de WHO en doen er zelf geen uitspraken over. De directeur-generaal van de WHO pleit voor structurele aandacht en “leren van Corona”. Het verbeteren van de volksgezondheid in samenhang met andere opgaven biedt perspectief.
Vanuit wetgeving en taakopvatting richten wij ons op onderdelen van volksgezondheid met het programma Gezonde leefomgeving Noord-Holland. Wij hebben er vertrouwen in dat onze inzet met partners op allerlei thema’s, waaronder klimaat, bijdraagt aan verbetering van de
volksgezondheid.
Vraag 4: Ziet GS samen met wetenschap ook het risico van het ontstaan van gevaarlijke varianten van het vogelgriepvirus in de overvolle stallen in Noord-Holland?
Antwoord 4: Wij willen niet spreken van overvolle stallen omdat bedrijven dienen te voldoen aan wet- en regelgeving. Over het ontstaan van varianten van vogelgriepvirus en pluimveebedrijven in Nederland doen wij geen uitspraken.
De Wet Dieren bevat regels over het houden van dieren en de NvwA houdt toezicht op naleving van maatregelen. Het ministerie van LNV heeft beleid om de verspreiding van het
Vogelgriepvirus tegen te gaan. Via het Interprovinciaal Overleg volgen wij de ontwikkelingen.
Vraag 5: Waarom geven wij nog ruimte aan zulke grote, intensieve stallen, die een broedplaats zijn voor een nieuwe pandemie?
Antwoord 5: Wij zien geen taak om af te wijken van landelijke regelgeving omtrent het houden van pluimvee.
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 6: Erkent GS dat de provincie deze stallen ruimtelijk – via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, en nu ook met de Omgevingsverordening - en ook via vergunningen heeft toegestaan, zelfs met welwillende medewerking?[10]
Antwoord 6: De Omgevingsverordening NH2020 bevat geen bovenwettelijke mogelijkheden of beperkingen met betrekking tot pluimveebedrijven.
Vraag 7: De Commissaris van de Koning (CvdK) is belast met het toezicht op en het bevorderen van de bestuurlijke samenwerking in crisisbeheersing en veiligheidszorg, waarbij wordt samengewerkt met de Noord-Hollandse gemeenten en met de veiligheidsregio's. CvdK treedt op vanuit zijn toezichthoudende rol als facilitator en verbinder en bevordert in het kader van de coronacrisis de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen veiligheidsregio’s, gemeenten, burgemeesters en overige instanties. In dat kader kan de provincie bestuurlijke bijeenkomsten organiseren en netwerktafels opzetten met partijen om ideeën uit te wisselen over diverse thema’s.[11]
a) Is de CvdK bereid om het verband tussen de vee-industrie en het verhoogde risico op infectieziekten en zoönotische pandemieën (zoals corona) vanuit zijn boven beschreven rol te agenderen?
b) Is de CvdK bereid om bijvoorbeeld bestuurlijke bijeenkomst(en) of netwerktafels in te zetten om met gemeenten, veiligheidsregio’s en andere relevante actoren in gesprek te gaan over dit onderwerp en bijvoorbeeld te kijken naar een mogelijk gezamenlijk integraal plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönotische pandemieën zoals COVID-19 in te toekomst zoveel mogelijk te verkleinen?
c) Zo nee: waarom onderneemt de CvdK deze acties niet voor de gezondheid van onze burgers?
Antwoord 7: politieke verantwoordelijkheid van de minister BZK (namens de regering) of van de minister(s)
die het aangaat. De CvdK is hierin dus geen verantwoording schuldig aan PS.
In het algemeen geldt dat de CvdK onderwerpen kan agenderen vanuit zijn rijkstaken. Echter, indien GS betrokkenheid hebben bij het onderwerp ligt het meer voor de hand dat GS dit zelf doen. Dat is hier het geval. De CvdK kan als rijksorgaan bovendien niet eigenstandig afwijken van beleid van GS. Indien rijkstaken van de CvdK overlappen met verantwoordelijkheden van GS, dan prevaleert GS (waar de CvdK als zodanig natuurlijk ook deel van uitmaakt).
a) De CvdK handelt in lijn met het GS-beleid.
b) Eventuele regisserende betrokkenheid van de CvdK als rijksorgaan hierin, zoals beoogd met uw vraag, zou dan verzocht moeten worden door de minister van LNV, zoals eerder bijvoorbeeld aan de orde is geweest tijdens de vluchtelingencrisis van 2015-16, toen op verzoek van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en toenmalige minister van BZK. Er ligt op dit moment geen verzoek.
c) Zie inleiding bij het antwoord en de specifieke antwoorden onder a en b.
Vraag 8: De klimaat-, natuur- en milieucrisis vraagt ook om een snelle afbouw van de intensieve veehouderij. We hebben geen tijd meer te verliezen en moeten alles op alles zetten om de aarde leefbaar te houden, zo luidt (internationaal) wetenschappelijk consensus. Het feit dat er in Noord-Holland minder intensieve veehouderijen zijn dan in sommige andere provincies, maakt het makkelijker om afbouw ervan te faciliteren in een transitie naar een gewenste natuurinclusieve, meer plantaardige en veilige landbouw.
Bovendien is een meerderheid van Nederlanders voor een krimp van het aantal dieren in de veehouderij. Dat geldt voor de achterban van bijna alle politieke partijen.[12]
a) Erkent GS het feit dat de vee-industrie hoge (miljarden) maatschappelijke kosten met zich meebrengt op het gebied van o.a. gezondheid, natuur, milieu en klimaat?
b) Ziet GS ook – samen met de wetenschap en burgers - dat we moeten werken aan de afbouw van de vee-industrie in Noord-Holland, om het risico op een nieuwe pandemie te verkleinen en daarmee tegelijk o.a. winst op het gebied van klimaat en milieu te boeken? Vindt GS niet dat we lang genoeg (decennia) hebben getreuzeld en ondertussen de crises zich opstapelen?
c) Is GS bereid – in lijn met de wens van burgers - een helder doel te stellen om tegen – bijvoorbeeld – 2025 alle intensieve veehouderijen te hebben afgebouwd? Zo nee, waarom blijft de provincie een doodlopende intensieve vee-industrie de ruimte geven, en de kosten ervan afwentelen op de maatschappij en de gezondheid van onze inwoners?
Antwoord 8:
a) Ja, het is evident dat de voedselproductie een milieubelasting geeft. Milieubelasting kan ook
optreden bij andere produktieprocessen die geen betrekking hebben op landbouw.
Europa, Rijk, provincie en het bedrijfsleven zetten zich gezamenlijk in voor de verduurzaming van de landbouw vanuit de drie P’s: Planet, People en Profit.
b) Nee, wij richten ons op het verduurzamen van de landbouw. Wij zetten stappen voor het aanpakken van integrale vraagstukken zoals klimaat en transitie van de landbouw en zetten ons in voor een gezonde leefomgeving. Het Rijk heeft wet- en regelgeving voor het houden van dieren en diergezondheid, voor volksgezondheid en het bestrijden van humane infectieziekten en een structuur voor het voorkomen en bestrijden van besmettelijke dierziekten. Het ministerie van LNV en het ministerie van VWS zijn leidend.
c) In het coalitieakkoord “duurzaam doorpakken” hebben wij vermeld dat wij streven naar een optimaal vestigingsklimaat voor ondernemers in Noord-Holland. Een nationaal en Europees gelijk speelveld is hierbij van groot belang. We stellen geen strengere normen dan de wettelijke,
maar stimuleren bedrijven om duurzame maatregelen te nemen. Wij stimuleren ondernemers om om te schakelen naar regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens. De landbouw is in transitie en ook het eetpatroon van burgers is aan het veranderen. De verwachting is dat dit zal leiden tot een afname van de veestapel in Noord-Holland.
Vraag 9: De Omgevingswet biedt de provincie meer ruimte om zich uit te spreken over zaken die een duurzame, gezonde samenleving bevorderen.
a) Het “bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving” is een dwingend aspect van de bestuurlijke taak- en bevoegdheidsoefening op grond van de Omgevingswet. Zo moet bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
Hoe ziet GS de toepassing van dit dwingende aspect als het gaat om de keuzes die de provincie in bijvoorbeeld voedsel-, landbouw-, natuur- en klimaatbeleid kan maken om de kansen op een gevaarlijke zoönotische pandemieën zoals corona te verlagen?
b) Is de provincie bereid om de extra ruimte die de Omgevingswet haar biedt te gebruiken om haar verantwoordelijkheid te nemen als het gaat om het helpen verkleinen van kansen op nieuwe zoönotische pandemieën zoals corona, ook vanuit haar rol als beschermer van gezondheid, klimaat en natuur?
Antwoord 9:
a) De Omgevingswet vraagt van de overheden het opstellen van Omgevingsvisies. Eén van de doelen is het bewaken van een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. In de Omgevingswet wordt de relatie tussen milieu en gezondheid gelegd, met focus op het verminderen van overlast door stank, geluid, vervuild water en slechte luchtkwaliteit (o.a. (ultra)fijnstof, NOx, zeer zorgwekkende stoffen ZZS).
Artikel 2.1 van de Omgevingswet bevat de instructie dat bestuursorganen (zoals PS en GS) hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met het oog op de doelen van de wet, die in art. 1.3 van deze wet staan. In Artikel 1.3 staat dat de Omgevingswet bedoeld is om
een veilige en duurzame gezonde samenleving te bevorderen. De taken van de provincies voor de fysieke leefomgeving staan in artikel 2.18 van de wet. Het ‘dwingende karakter’ betekent dat de provincie bij het uitoefenen van deze taken de gevolgen voor de in 2.1 lid 3 genoemde onderwerpen in het oog houdt. Er is dus sprake van afweging van meerdere belangen waarbij geen van deze belangen bij wet een doorslaggevende status heeft.
Om de provincies in staat te stellen deze taken en bevoegdheden waar te maken, is een aantal kerninstrumenten opgenomen. Het ‘zich uitspreken’ doen wij middels deze instrumenten (Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, Projectbesluit, Programma, Omgevingsvergunning).
De Omgevingsverordening NH2020 is recent door uw Staten vastgesteld.
De Omgevingsverordening gaat met name over ruimtelijke aspecten en beleid op thema’s wordt vormgegeven in programma’s.
Het onderwerp leefomgeving, genoemd in zowel de Omgevingsvisie NH2050en het coalitieakkoord 2019-2023 ‘Duurzaam Doorpakken!’ is uitgewerkt in het Programma Gezonde Leefomgeving. Het Programma Gezonde Leefomgeving is een nieuw programma, vastgesteld
door uw Staten in 2020, met een looptijd van (voorlopig) vier jaar. De Provincie richt zich op de ‘traditionele’ milieustoffen, dus geur, geluid, lucht, etc. (plus monitoring, stimuleren gezonde leefstijl door meer te bewegen en meer aspecten). Dit past bij onze rol. Het thema landbouw /
(pluim-)veehouderij komt niet voor in het programma. Het thema komt wel voor in de algemene adviezen van het rijk over Omgevingswet en omgevingsverordening, maar daar wordt de aanpak van zoönoseverwekkers en dierziekten gekoppeld aan Rijkswetgeving.
b) Het is ons inziens niet zozeer een kwestie van ‘meer ruimte’, want de Provincie heeft al de
nodige bevoegdheden. Nu wordt dit met de verplichte instrumenten onder de Omgevingswet ingevuld en is er sprake van bundeling en integratie van wetgeving
De afweging van belangen heeft plaatsgevonden. Wat betreft landbouw, stellen wij beperkende regels aan intensieve veehouderij en geitenhouderijen.
Het houden van dieren, de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten is primair geregeld op rijksniveau in wetgeving zoals de Wet Dieren en de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
Vraag 10: Is GS bereid om in de Omgevingsverordening 2022 patiostallen, zijnde potentiële broedplaatsen voor nieuwe ziekten, aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10: Zie de antwoorden op vraag 4 en vraag 9b.
Vraag 11: Is GS bereid om in de Omgevingsverordening 2022 de uitbreiding van (bestaande) intensieve veehouderijen aan banden te leggen en in te zetten op afbouw van de intensieve veehouderij? Zo nee, hoe lang blijft u nog wetenschap, natuur- en milieuorganisaties en vele burgers negeren?
Antwoord 11: Nee. Wij houden rekening met inzichten van wetenschap en inbreng van organisaties en burgers. Het proces van de Omgevingsverordening NH2020 en bij de Omgevingsverordening NH2022 bevat onder meer een terinzagelegging.
Vraag 12: In 2019 hebben Provinciale Staten om motie van de PvdD aangenomen waarin GS wordt opgedragen om problemen rond o.a. klimaat, gezondheid, dierenwelzijn, in samenhang aan te pakken. Preventie van nieuwe zoönotische pandemieën heeft – zoals wetenschap laat zien – alles te maken met klimaat-, natuur-, gezondheids- en dierenwelzijnsproblemen en leent zich juist voor zo’n integrale aanpak.
a) Bent u bereid na te denken over hoe preventie van zoönotische pandemieën (zoals corona) onderdeel kan uitmaken van provinciaal (corona)beleid en welke rol de provincie daar ook als verbinder en facilitator in de regio kan spelen?
b) Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12:
a) Nee.
b) Over pandemieën en maatregelen is specialistische kennis nodig en een (inter-) nationaal beleid. Wie zien dat het Rijk actief inzet op bundeling van kennis vanuit een brede benadering diergezondheid en volksgezondheid, In dit kader verwijzen wij u naar Kamerbrief van Minister De Jonge van VWS en Minister Schouten van LNV van 31 december 2020.
Verzamelbrief SARS-CoV-2 bij dieren | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
[1] https://decorrespondent.nl/11825/de-volgende-pandemie-wordt-uitgebroed-in-kolossale-kippenstallen/1076460897050-fa976db1
[2] https://www.ad.nl/binnenland/v...
[4] https://www.france24.com/en/li...
[5]https://ipbes.net/covid19stimu...
[6] https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=4854F
[7] Per jaar zijn er daarmee 7,5 rondes kuikens (52 : 7 weken [inclusief stal schoonmaken etc.] = 7,5 rondes/jaar. 7,5 x 1,4 miljoen kippen = 10,5 miljoen plofkippen/jaar.
[8] https://noordholland.partijvoo...
[9] Maar ook in de Grondwet staat: de overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
[10] https://noordholland.partijvoordedieren.nl/nieuws/provincie-houdt-rapport-geheim-uit-angst-voor-succes-bezwaren-tegen-megastallen
[11] Begroting 2021 (p.17-18)
[12] https://www.greenpeace.org/nl/...
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Kapplannen Beusebos voor een hotel
Lees verderVragen over het verlenen van een veel te ruime stikstofvergunning aan piekbelaster Olam Cocoa in Zaanstad
Lees verder