Gezonde landbouw, gezond voedsel


Alleen een gezonde landbouw levert duurzaam voedsel

De Partij voor de Dieren wil naar een streekgebonden, plantaardige en biologische productie van voedsel. Daar speelt het bestuur van de provincie een grote rol in. Het uitgangspunt is om mét de natuur te werken en niet tegen de natuur. Dat betekent landbouw met wisselteelt en bloeiende akkerranden, met bomen en hagen die de velden omlijsten, in evenwicht met de omgeving. In deze grondgebonden landbouw is een gezonde bodem de standaard en is respect voor natuur, milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid vanzelfsprekend. De Partij voor de Dieren wil af van landbouw die leunt op overbemesting, landbouwgif en uitbuiting van dieren.

Een goede boer is iemand die met liefde voor het vak een ambacht uitoefent – en is dus geen mestmanager of landbouwgiftechnoloog. Nederland kent als gevolg van het immense aantal landbouwdieren een groot aantal problemen, zoals een gigantisch mestoverschot en een onbeheersbare uitstoot van ammoniak en broeikasgassen. Natuur en milieu hebben al tientallen jaren te kampen met verdroging, overbemesting en verzuring. Dierziektes en grootschalig antibioticagebruik vormen een gevaar voor de volksgezondheid. Mestbewerkers, zoals vergisters, lossen het mestoverschot niet op maar verplaatsen het probleem.

Naar een duurzame landbouw

Er is nog een wereld te winnen door meer plantaardig te eten. Door vaker vlees te laten staan en te kiezen voor een meer plantaardige consumptie kan de landbouw omschakelen, worden megastallen overbodig en kan het aantal landbouwdieren fors afnemen. Plantaardig eten is beter voor het milieu, voor de dieren en voor de mensen. Minder vlees, eieren en zuivel helpt om minder broeikasgassen uit te stoten en het klimaatprobleem bij de bron aan te pakken. Tevens schept het mogelijkheden om landbouwgrond terug te geven aan de natuur. Dat gaat niet vanzelf, Noord-Holland moet de overgang naar streekgebonden, plantaardige en biologische landbouw actief stimuleren.

• Boeren worden gestimuleerd en op sociaal en financieel vlak geholpen om de overstap naar kleinschalig en biologisch te maken, of om geheel plantaardig te gaan boeren.

• De provincie steunt ontwikkeling en innovatie van plantaardige vlees- en zuivelvervangers en loopt voorop als het gaat om promotie van plantaardig eten.

• Voorkomen moet worden dat landbouwgif in het water terechtkomt. De provincie stimuleert bedrijven om te stoppen met landbouwgif. Er komen spuitvrije zones.

• Om de kringlopen te kunnen sluiten neemt de provincie regels op voor grondgebonden en circulaire landbouw.

• De provincie ondersteunt initiatieven voor biologische stadslandbouw.

• Voor agrarische gebieden worden aparte natuurdoelen geformuleerd, waarbij de bescherming van soorten, zoals boerenlandvogels, en bodem- en waterkwaliteit voorop staat.

• Europese landbouwsubsidies worden door de provincie alleen ingezet voor ondersteuning van initiatieven op het gebied van streekgebonden, plantaardige en/of biologische productie van voedsel.

• Om het verstoken van veel aardgas door glastuinbouwbedrijven (zoals Agriport bij Middenmeer) te minimaliseren, zet de provincie zich in voor duurzame alternatieven, zoals de promotie van seizoensgroenten, en werkt zij aan de afname van solitaire glastuinbouw en glastuinbouw nabij kwetsbare gebieden.

• In het provinciale grond- en pachtbeleid worden regels voor verduurzaming opgenomen.

• Voor gronden die eigendom van de provincie zijn, gelden regels voor welke gewassen er verbouwd mogen worden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld rond Schiphol geen gewassen geteeld worden die ganzen aantrekken.

• De provincie stimuleert de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten door te investeren in de teelt van onder andere azolla, lisdodde en zeewier.

Een einde aan de bio-industrie

Voor kiloknallers worden varkens, kippen, koeien, konijnen en geiten in de vee-industrie gefokt en opgehokt onder ziekmakende omstandigheden. Bovendien worden steeds meer mensen ziek door fijnstof, ammoniak en ziektekiemen in de lucht. Stalbranden maken honderdduizenden slachtoffers per jaar. Het aantal landbouwdieren dient drastisch te worden ingeperkt omwille van het milieu, de
natuur, de volksgezondheid én het dierenwelzijn. De Partij voor de Dieren wil dat de problemen bij de bron worden aangepakt.

• Er komt een verbod op megastallen en stallen met meerdere lagen. De bouw van dergelijke stallen wordt aan banden gelegd in de provinciale verordening.

• De provincie neemt regels op zodat alle dieren naar buiten kunnen en stimuleert aanplant van bomen en bouw van schuilstallen die dienen als beschutting voor de dieren.

• Er komt meer controle en handhaving bij veehouderijen en mestvergisters en een lik-op-stukbeleid bij overtredingen. De kosten worden verhaald op de sector.

• De provincie spant zich maximaal in om stalbranden tegen te gaan. Bij vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt hier extra aandacht aan besteed.

• De provincie maakt een duidelijk stappenplan om te zorgen voor een snelle omschakeling naar een diervriendelijke en duurzame landbouw. Het aantal gehouden dieren wordt met minstens 70% verlaagd. De landbouw oriënteert zich op duurzame productie voor de regionale markt.

• De provincie stopt met het verlenen van nieuwe vergunningen voor nieuwbouw, herbouw en uitbreiding van veehouderijen en zet in op het verlagen van ammoniakdepositie middels het verkleinen van het aantal landbouwdieren.

• Mestvergisters zijn niet duurzaam en horen niet bij een verantwoorde landbouw. Er komen geen nieuwe installaties bij, uitbreidingen worden niet vergund en er komt beleid om het aantal mestvergisters
af te bouwen.

• Geen subsidies voor luchtwassers of emissiearme stalsystemen van de vee-industrie. Ook voor de vee-industrie gaat gelden dat de vervuiler betaalt.

Duurzame of diervriendelijke visserij bestaat niet

De visserij is de afgelopen decennia veranderd in een massale industrie met verwoestende effecten op ecosystemen. De vangsttechnieken zorgen voor een pijnlijke doodsstrijd voor de vissen. Bovendien is er sprake van ernstige overbevissing. Viskwekerijen - ten onrechte gezien als een duurzaam alternatief voor wildvangst - vormen een nieuwe bio-industrie, met alle gevolgen van dien voor dieren en volksgezondheid.

• De provincie stopt met het subsidiëren en faciliteren van visserij en stopt met het verhuren van het visrecht. Beroepsvisserij is niet langer toegestaan in natuurgebieden, zoals de Waddenzee.

• Er komen geen nieuwe viskwekerijen en bestaande viskwekerijen worden niet langer gefaciliteerd.

Geen konijnenhouderij

De konijnenhouderij is een intensieve veehouderij. Konijnen zijn prooidieren die zich van nature overdag terugtrekken om te rusten. Ze zijn daarnaast zeer gevoelig voor stress. Dit kan hen in korte tijd fataal worden. Een gebrek aan verstopplaatsen, ontwricht dag- en nachtritme en onderlinge vechtpartijen hebben daarom een miserabel leven tot gevolg.

• De provincie neemt in haar ruimtelijke regelgeving op dat er geen toestemming voor nieuwe konijnenhouderijen of uitbreiding van bestaande bedrijven wordt gegeven. Ook pleit de provincie voor een verbod op de konijnenhouderij.

Een gentechvrije provincie

Genetische manipulatie (gentech) tast de integriteit van planten en dieren aan. Ook vormt deze techniek een risico voor de biodiversiteit. Gifresistente gewassen, zoals gentechsoja en -maïs hebben geleid tot een toegenomen gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen. Bovendien kunnen gentechgewassen
zich mengen met gangbare en biologische teelt.

• De provincie verklaart zichzelf gentechvrij (zowel inkoop als productie).

  • Aanpak Bodemdaling

    Wil Nederland zijn klimaatdoelen halen, dan moet bodemdaling in veenweidegebieden niet slechts vertraagd, maar gestopt en waar mogelijk omgekeerd worden.

    Deze ambitie komt in de provinciale Omgevingsvisie 2050 te staan nadat een motie van onder meer PvdD en D66 met ruime meerderheid door Provinciale Staten werd overgenomen.

    En dat is grote winst, want hoewel CO2-uitstoot door veenafbraak in Nederland nu al gelijk is aan die van een kolencentrale, durfde de provincie slechts de ambitie uit te spreken dat ze bodemdaling wilde beperken.

    Meer informatie
  • Eiwittransitie


    Naast heldere klimaatdoelen is het aanjagen van de eiwittransitie een belangrijke stap om een goede toekomst voor ons allemaal veilig te stellen. Eiwittransitie houdt een verandering in van ons productie- en consumptiepatroon: een verschuiving van dierlijke naar groene, plantaardige eiwitten. Groene, plantaardige eiwitbronnen zijn afkomstig van granen, peulvruchten, noten, algen, wieren en zaden. In Europa zijn erwt, veldboon, zoete lupine en koolzaad de belangrijkste eiwitgewassen. Via regelgeving, belastingen en subsidies kunnen we boeren en andere producenten helpen om te innoveren en over te schakelen naar groene eiwitbronnen. Tegelijkertijd moeten we consumenten beter informeren en prikkels geven om vaker te kiezen voor groene eiwitten.

    Over de eiwittransitie zijn talloze rapporten geschreven. De effecten op duurzaamheid, gezondheid, milieu en dierenwelzijn zijn inzichtelijk gemaakt en gekwantificeerd. De inmiddels algemeen geaccepteerde conclusie: een meer gebalanceerde consumptie van (minder) dierlijke en (meer) plantaardige eiwitten levert op alle gebieden winst. Die winst moeten we pakken.

    Ambitieus klimaatbeleid
    Een belangrijke stap naar een duurzame toekomst: de Statenfracties van de Partij voor de Dieren, PvdA en GroenLinks hebben samen een initiatiefvoorstel voor een ambitieus klimaatbeleid bij de provincie Noord-Holland ingediend. Klimaatdoelen moeten dieper en breder verankerd worden in het beleid voor een duurzame toekomst. Ook op regionaal niveau is dit noodzakelijk. Met dit initiatiefvoorstel vertalen bovengenoemde partijen de landelijke initiatief Klimaatwet naar de provincie Noord-Holland.

    Het voorstel roept de provincie op om in 2050 ten minste 95 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990 en 100 procent duurzaam opgewekte energie te gebruiken. Als tussenstap is een vermindering van ten minste 55 procent uitstoot van broeikasgassen in 2030 opgenomen. Net als in de landelijke initiatief-Klimaatwet moet de provincie vijfjarige klimaatplannen op gaan stellen. Daarin worden voor beleidsvelden als verkeer, landbouw en economie klimaatdoelen gesteld en moet per beleidsveld worden aangegeven hoe deze reducties in broeikasgassen gaan worden gehaald.

    Rol van eiwittransitie
    In de provincie liggen op het gebied van duurzaamheid dus veel kansen voor het oprapen, en het aanjagen van de eiwittransitie is daar één van. Er moet worden ingezet op een kleinere veestapel en een vermindering van de vleesconsumptie. Met een meer plantaardig voedselpatroon kunnen we veruit de snelste klimaatwinst boeken: als iedere Nederlander één dag in de week het vlees zou weglaten, levert dat dezelfde besparing op als wanneer we 1 miljoen auto ’s van de weg zouden halen. De veehouderij stoot wereldwijd meer broeikasgassen uit dan al het verkeer en vervoer samen en levert daarmee een grote bijdrage aan de klimaatverandering.

    Het Planbureau voor de Leefomgeving, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, het Internationale Klimaatpanel IPCC van de Verenigde Naties adviseren dan ook dat er beleid moet komen om ons consumptiepatroon ter verduurzamen door minder dierlijke producten te eten. Een vermindering van de vleesproductie en –consumptie hoort dan ook in het pakket met maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. De provincie kan een belangrijke rol spelen bij de transitie van dierlijke naar meer plantaardige voeding door bijvoorbeeld campagnes te steunen die zich richten op een transitie naar een meer plantaardig voedingspatroon. Hier liggen ook kansen voor bijvoorbeeld melkveehouders die vanwege de lage prijzen willen stoppen, maar dat financieel niet kunnen. Zij kunnen overstappen op verbouw van groene eiwitten. Verschillende soorten peulvruchten kunnen in Nederland worden verbouwd, zoals erwten, kapucijners, witte bonen en lupinen: een groene eiwittransitie als economische innovatie.

    Al in 2008 wees de Partij voor de Dieren Noord-Holland de provincie op een ernstige omissie in het klimaatbeleid: de provincie had geen enkele aandacht voor de mogelijkheden die een verandering van een consumptiepatroon met zich mee kan brengen. De partij wees de provincie toen al op het rapport ‘Vleesconsumptie en Klimaatbeleid’ van het Planbureau voor de Leefomgeving, waarin nut en noodzaak van een meer plantaardige productie en consumptie werden geschetst.

    Naast directe reducties van CH4 en N2O, leidt de vermindering van vleesconsumptie ook tot een forse afname van het areaal landbouwgrond. Hierdoor kan land beschikbaar komen voor andere toepassingen, zoals duurzame energie. Bij een volledige transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten komen 2700 miljoen hectare grasland vrij en 100 miljoen hectare akkerland. In de verschillende scenario’s kan een vijfde tot een derde van het verwachte verlies aan biodiversiteit in 2050 worden vermeden. De kosten van het klimaatbeleid om de Europese CO2-doelstelling te halen zouden lager uitvallen.

    De Partij voor de Dieren Noord-Holland wil dus een volstrekt andere landbouw: we doen het duurzaam, of we doen het niet. Met een beetje duurzaam redden we het immers niet meer. We kunnen samen met de landbouwsector werken aan een toekomstbestendige sector. In juni 2016 spoorde de partij de provincie daarom aan om meer te investeren in onderwijs in landbouwinclusieve natuur en omschakeling naar biologische landbouw. Landbouwinclusieve natuur, want de natuur is de basis voor de hele economie.

    Om dit te verwezenlijken heeft de partij een voorstel ingediend voor een groot plan van aanpak voor landbouwinclusieve natuur waarin ook de eiwittransitie een grote rol speelt. De partij wil dat er een bedrag van 20 miljoen wordt geïnvesteerd in een versnelde omschakeling naar biologische landbouw en in een onderwijsaanbod voor boeren die biologisch willen produceren. Er liggen kansen voor boeren omdat zij een betere prijs krijgen voor hun product, maar hulp bij omschakeling is gewenst omdat dit voor veel boeren een grote opgave is. Dit amendement helpt tevens de onverenigbaarheid van de doelen van de oude economie (grootschaligheid en verdere intensivering en daarmee zo veel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten en ten koste van alles van waarde) en de ecologie in het bestaande beleid weg te nemen.

    In mei 2018 stelden we vragen over de door de RLI gead­vi­seerde reductie van de veestapel

    Meer informatie
  • Megastallen en mestoverschot

    De Partij voor de Dieren wil dat de problemen rond de productie van mest bij de bron worden aangepakt. Nederland kent als gevolg van een immense veestapel een gigantisch mestoverschot dat zorgt voor een bijna onbeheersbare uitstoot van ammoniak en broeikasgassen en voor grote schade aan natuur en milieu.

    In Noord-Holland hebben wij zowel in april als in juni vragen gesteld over natuurschade door de aanpak van stikstof middels de Programmatische Aanpak Stikstof, en in mei over de door de RLI gead­vi­seerde reductie van de veestapel.

    Mest is het resultaat van een zeer inefficiënte vorm van eiwitproductie, omdat er vele kilo's plantaardig eiwit nodig zijn voor de productie van 1 kilo dierlijk eiwit. Het mestprobleem wordt in de eerste plaats veroorzaakt doordat de kringloop in de Nederlandse veehouderijsector de afgelopen decennia bruut is verstoord.

    Desondanks weigert het kabinet het plafond voor mestproductie in Nederland te verlagen. Op aandringen van de PvdD schaft ze de bestaande productiebegrenzing voor varkens en kippen voorlopig niet af, maar ze laat die mogelijkheid nog wel in de lucht hangen. Dit terwijl de veestapel, en dus de productie van mest, juist verder zou moeten worden ingedamd en er óók voor melkvee een productieplafond in zou moeten worden gesteld. De regering zet in plaats daarvan in op mestverwerking en mestvergisting in grote, gevaarlijke installaties.

    De Partij voor de Dieren verzet zich hier hevig tegen, omdat dit grote nadelige gevolgen heeft voor mens, dier, milieu en landschap. Er zullen hierdoor alleen nog maar meer megastallen gebouwd worden. Bovendien zullen de dieren steeds meer jaarrond op stal gehouden worden. Ook de laatste koeien zullen daardoor verdwijnen uit de wei. Het mestproductieplafond moet niet worden afgeschaft, maar juist worden uitgebreid, zodat ook koeien, kalveren, geiten en schapen er onder komen te vallen.

    De veestapel zal in zijn geheel moeten krimpen, waardoor er niet meer mest wordt geproduceerd dan er verantwoord op de Nederlandse landbouwgronden gebruikt kan worden. Als er minder dieren gehouden worden, is er minder mest en zijn er minder problemen. De Partij voor de Dieren vindt bovendien dat grondgebonden veehouderij moet worden bevoordeeld ten opzichte van veehouderijen waarin de dieren jaarrond op stal worden gehouden. Ook wil de partij kleine bedrijven beschermen door een maximum te verbinden aan kilo's mest die er op een bedrijf geproduceerd mogen worden.

    Meer informatie
  • Visserij en vis

    Duurzame of diervriendelijke visserij bestaat niet. De visserij is de afgelopen decennia veranderd in een massale industrie met verwoestende effecten op ecosystemen. De vangsttechnieken zorgen voor een pijnlijke doodsstrijd voor de vissen. Bovendien is er sprake van ernstige overbevissing. Viskwekerijen - ten onrechte vaak gezien als een alternatief voor wildvangst - vormen een nieuwe bio-industrie, met alle gevolgen van dien voor dieren en volksgezondheid. Partij voor de Dieren zet zich daarom in de provincie Noord-Holland in voor afbouw van viskwekerijen, visrechten en subsidies voor visserij in het algemeen.

    In het voorjaar van 2018 diende de fractie de Discussienota het Welzijn van Vissen in een poging om vissenwelzijn beter geborgd te krijgen in provinciaal beleid. Nadat verschillende voorstellen op een positieve ontvangst konden rekenen, dient de fractie in de loop van het jaar een initiatiefvoorstel in met concrete beleidsmaatregelen.

    Visserijsubsidie
    Partij voor de Dieren Noord-Holland spoort, onder andere via statenvragen, de provincie Noord-Holland aan zich in te zetten op herstel van vispopulaties en natuur, in plaats van doorgaan met het subsidiëren en faciliteren van visserij. De Partij voor de Dieren stelde voor om het overheidsgeld voortaan alleen aan te wenden voor het uitkopen van vissers (warme sanering). Zo bleek uit het ‘Masterplan Toekomst IJsselmeer’ van 2014 dat de visstand in het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer op een dramatisch dieptepunt was beland. Er is sprake van een aanzienlijke teruggang van het aantal vissen per soort en/of een ongezonde leeftijdsopbouw. Er wordt te veel gevist en de vissers kunnen nauwelijks nog het hoofd boven water houden. Het dringende advies in dit rapport is dan ook om als eerste maatregel per direct een moratorium op de schubvisvangst van drie jaar in te stellen zodat visstanden zich enigszins kunnen herstellen.

    De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties schat dat 70% van de visbestanden in de wereld nu is overbevist. Een omslag in de visserijsector is derhalve noodzakelijk. De Partij voor de Dieren heeft daarom ook via moties in bijvoorbeeld 2009 de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland gevraagd om geen subsidie beschikbaar te stellen voor visvangst die onvoldoende rekening houdt met o.a. dierenwelzijn en natuur.

    Tevens stelde de partij kritische vragen over het geld dat de provincie Noord-Holland in 2014 beschikbaar heeft gesteld voor het project ‘Achteroever Wieringermeer’, waarbij onderzoek zou worden gedaan naar de commerciële teelt van de Chinese Wolhandkrab in tulpenkassen. Partij voor de Dieren wees op een eerder, vergelijkbaar project dat een mislukking bleek te zijn en waarvan bleek dat het veel dierenleed met zich mee had gebracht.

    Visrechten
    De provincie Noord-Holland heeft veel visrechten en verhuurt deze aan beroepsvissers en hengelsportverenigingen. Het staat de provincie vrij om de visrechten al dan niet te verhuren of voorwaarden te stellen aan de verhuur. De provincie verhuurt visrechten nu conform het Rijksbeleid voor Staatswateren. Hierin spelen nut en noodzaak van verhuur, natuur, milieu of dierenwelzijn geen rol.

    In een initiatiefvoorstel uit 2011 heeft de Partij voor de Dieren Noord-Holland de Provinciale Staten aangespoord om een kaderstellende discussie te voeren over nut en noodzaak van verhuur van visrechten. Des te meer omdat verhuur de provincie in financiële zin eigenlijk niets oplevert. De partij drong erop aan dat de provincie Nood-Holland een onderzoek zou starten naar de effecten van hengelen op de visstand, in samenwerking met de waterschappen. Volgens de partij is de noodzaak van beheer van de visstand door visvangst niet aangetoond.

    Tevens pleitte de partij ervoor dat de provincie als eigenaar van de visrechten de huurders extra eisen ging opleggen. De provincie kan de huurders bijvoorbeeld verplichten mee te werken aan de visstandbeheercommissie (VBC) en mee te werken aan visplannen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt eisen aan de visstand, die niet overeen hoeven te komen met de belangen van huurders. Vaak zijn de belangen van hengelaars tegengesteld aan de eisen van de KRW.

    Ook pleitte de Partij voor de Dieren in haar initiatiefvoorstel voor eisen ter verbetering van het welzijn van vissen. Zulke eisen spelen momenteel geen rol in de verhuur van visrechten. Het belang van de hengelaars is het uitoefenen van hun hobby, terwijl de vissen stress, pijn en soms de dood wordt toegebracht door de hengelaars. Het vangen van vissen veroorzaakt een verstoring op van de natuurlijke processen in de wateren en de vissen hebben er belang bij dat er niet wordt gevist. Er spelen conflicterende belangen en de Partij voor de Dieren Noord-Holland pleitte in haar initiatievoorstel voor een zorgvuldigere afweging.

    Bovendien heeft de Partij voor de Dieren zich telkens verzet tegen ontheffingen voor visserij in natuurgebieden, zoals in de Koopmanspolder.

    Paling
    De provincie Noord-Holland verhuurt actief het recht om paling te vangen in provinciale wateren. Dit terwijl de paling met uitsterven bedreigd is, voor een groot deel door het werk van commerciële palingvisserij. Tegelijkertijd investeert de overheid miljoenen om deze soort te redden. In een motie van 2012 stelde de Partij voor de Dieren Noord-Holland dat het toestaan van het vangen en doden van een bedreigde diersoort terwijl miljoenen worden geïnvesteerd om de soort te redden geen consistent beleid is. Daarom vroeg de partij in dezelfde motie het College van Gedeputeerde Staten om de lopende aalvisverhuurcontracten op te zeggen en geen nieuwe aalvisverhuurcontracten aan te gaan.

    Ook in de commissies van provincie Noord-Holland, houdt de Partij voor de Dieren iedereen scherpt. Zo heeft Statenlid Linda Vermaas in de commissie Ruimte, Wonen en Water vragen gesteld over hengelaars die illegaal op paling vissen. Nu blijkt dat ook hengelaars aan het uitsterven van de paling bijdragen, omdat ze meer dan 400.000 palingen per jaar opvissen, en deels meenemen om op te eten. Vermaas heeft Gedeputeerde Loggen (zelf een fervent hengelaar) daarom gevraagd of hij wil onderzoeken hoeveel paling er in Noord-Holland sterft door toedoen van hengelaars, en of hij bereid is om de sportvisserij en de beroepsvisserij op aal te beperken. Helaas vindt de Gedeputeerde Loggen nog steeds dat hengelhobby belangrijker is dan het beschermen van uitstervende diersoorten en weigert hij een onderzoek in te stellen.

    Overbevissing in de Waddenzee
    In 2015 toonden wetenschappelijke bevindingen aan dat het ecosysteem in de Waddenzee door overbevissing grondig is verstoord. Het vissen op garnalen in het bijzonder heeft een zeer negatieve impact op de ecologie in de Wadden door aantasting van de bodem en de grote hoeveelheid bijvangst. Door de netten van garnalenvissers zijn de middelgrote en de grote vissoorten vrijwel geheel verdwenen uit de Waddenzee. Onderzoekers zouden het liefst zien dat de Waddenzee een volledig beschermd zeereservaat wordt, zonder professionele visserij.

    Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten heeft de Partij voor de Dieren Noord-Holland de Gedeputeerde Staten gevraagd om zich, als één van de partijen van het garnalenconvenant, te heroriënteren op de ambities en afspraken van dat bestaande garnalenconvenant. Bovendien pleitte de partij ervoor om, met het oog op de visstand, het advies van onderzoekers zoals Han Olff over te nemen en in te zetten op het opkopen van visvergunningen van de vissers, in plaats van in te zetten op innovatie binnen de visserij. Daarnaast betoogde de partij dat een uitkoopregeling van de garnalenvissers op het Wad en de Noordzee, met behulp van geld uit het Waddenfonds, de beste oplossing zou zijn voor het behoud van de bijzondere natuur in de Waddenzee.

    Aquacultuur en welzijn van vissen
    In aquacultuur worden veel vissen geconcentreerd gehouden, waarbij er sprake is van dierenleed, risico’s op dierziekten en druk op natuur en milieu. Daarom stelde Partij voor de Dieren Noord-Holland in een motie voor om aquacultuur te beschouwen als intensieve veehouderij. In moties uit 2009 en 2010 pleitte de partij voor het weigeren van directe of indirecte ondersteuning aan viskwekerijen en producenten die vis niet verdoven of vis niet onmiddellijk doden vóór de verwerking. Bovendien pleitte de partij ervoor om de criteria voor leefbaarheid uit de maatlat duurzame aquacultuur als subsidievoorwaarde te erkennen. De maatlat duurzame aquacultuur formuleert criteria die voorwaardelijk zijn voor natuurlijk gedrag van vissen. Vissen in gevangenschap moeten immers zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen.

    Uitzetten van vissen
    In 2013 heeft Partij voor de Dieren Noord-Holland zich verzet tegen het uitzetten van 3000 forellen in het Geestmerambacht, een recreatiegebied dat een belangrijke schakel is voor de natuur. De uitgezette vissen waren ten dode opgeschreven. Ze werden geplaatst in een niet natuurlijke omgeving, zodat ze geen voortplantingsgedrag konden vertonen. Daarnaast zouden de forellen de voedselconcurrentie aangaan met de aanwezige dieren die in en om het water leven, juist op het moment dat de natuur aangaf dat er minder vissen kunnen overleven (de visstand was in Geestmerambacht afgenomen). Het enige doel van de uitzetting van de forellen was het faciliteren van hengelaars die de dieren willen vangen en doden. Dat vindt de Partij voor de Dieren onverantwoord.


    Viskwekerijen
    De Partij voor de Dieren vindt dat intensieve viskwekerijen moeten worden behandeld als intensieve veehouderijen. Deze viskwekerijen zijn aantoonbaar schadelijk voor milieu, gezondheid en dierenwelzijn en verbruiken veel energie. Kweekvissen worden bovendien vaak gevoerd met voer waarin wilde vis is verwerkt. Dat ondermijnt de visstand en draagt bij aan de ineenstorting van mariene ecosystemen. Bijna een vijfde van alle wild gevangen vis ter wereld wordt verwerkt tot vismeel en visolie. Het overgrote deel hiervan wordt gebruikt voor visvoer in viskwekerijen. Als alternatief ingrediënt voor visvoer wordt bijvoorbeeld soja gebruikt, maar dat draagt weer vaak bij aan ontbossing. De Partij voor de Dieren wil voorkomen dat zulke schadelijke viskwekerijen zich in de toekomst in Noord-Holland vestigen.

    Meer informatie

Gezonde landbouw, gezond voedsel

Wat we hebben bereikt

  • Landbouw natuurinclusief in 2050

    In de Omgevingsvisie 2050, het voorbereidend document voor de Omgevingswet (die onderwerpen als klimaat, ecologie, landbouw, economie, energie, mobiliteit en wonen samenbrengt), is dankzij een motie die wij samen met onder meer D66 indienden, opgenomen dat de hele landbouw in Noord-Holland in 2050 natuurinclusief moet zijn (i.e. landbouw met een lage milieudruk en een positief effect op de biodiversiteit).

  • Pilot Natuur­in­clu­sieve landbouw

    De Partij voor de Dieren Noord-Holland heeft Provinciale Staten overtuigd dat de provincie een pilot natuurinclusieve landbouw moet gaan opzetten. Onze motie hiertoe werd in de zomer van 2017 aangenomen. Het huidige gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw en de grote aantallen dieren in de intensieve veehouderij zorgen voor een (dreigend) verlies aan plant- en diersoorten. Om deze teloorgang tegen te gaan is het van belang boeren die hun bedrijf willen omvormen naar een meer dier- en natuurvriendelijke onderneming, zoveel mogelijk te steunen. Momenteel bedragen de Europese subsidies voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 363 miljard euro voor zeven jaar. De Partij voor de Dieren wil dat dit geld wordt gebruikt om boeren die naar duurzame, biologische landbouw toe willen, te helpen. Daarna kunnen deze subsidies worden afgeschaft.

  • Verplichte weidegang voor koeien

    Door de Partij voor de Dieren is weidegang wettelijk verplicht. Koeien horen buiten en doordat het aantal koeien in de wei afneemt is het belangrijk dat dit wettelijk geregeld is. Weidegang zorgt voor minder klauw- en pootproblemen. Daarnaast is weidegang een belangrijke factor bij milieuproblemen en gezondheidsklachten bij mensen. Koeien op stal veroorzaken meer fijnstof dan koeien in de wei. Door opstallen worden de concentraties fijnstof zeer hoog rondom de stal en het erf, waardoor er gezondheidsproblemen kunnen ontstaan voor de lokale bevolking. Een koe op stal krijgt bovendien meer krachtvoer dan een koe in de wei. Ook dit brengt meer milieubelasting met zich mee, want het gebruik van krachtvoer zorgt voor veel meer uitstoot van broeikasgas dan gras.

  • Naar een streekgebonden, plantaardige en biologische productie

  • Cameratoezicht in alle Nederlandse slachthuizen

    Cameratoezicht moet de norm worden en mag niet vrijblijvend zijn in Nederlandse slachthuizen. Dat vindt ook de Tweede Kamer. Als slachterijen niet bereid zijn tot cameratoezicht over te gaan en de beelden ter beschikking te stellen aan de controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit , gaat het kabinet over tot wettelijke verplichting. Door het toezicht zal het aantal dieren dat we slachten fors moeten worden verkleind, en het toezicht moet flink worden verbeterd. Alleen zo kunnen we dierenleed daadwerkelijk bestrijden.

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer

Gerelateerd

Bijdragen Moties Initiatiefvoorstellen Vragen Nieuws
Bijdragen Moties Initiatiefvoorstellen Vragen Nieuws