Vragen over uitbreiding melk­vee­hou­derij tot megastal in Oterleek


Provincie staat nieuwe megastal toe in tijden van opkoop

Indiendatum: 9 mrt. 2022

Ittps://noordholland.partijvoo...

Indiendatum: 9 mrt. 2022
Antwoorddatum: 19 apr. 2022

Uitbreiding melkveehouderij tot megastal in Oterleek NoordHolland - iBabs RIS (bestuurlijkeinformatie.nl)

Inleiding vragen
De gemeente Alkmaar heeft een ontwerp-Omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een melkveehouderij van 95 naar 375 melkkoeien. Daarbij wordt ook nog een aantal van 200 ‘stuks vrouwelijk jongvee tot twee jaar’ gehouden. De stiertjes gaan ongetwijfeld naar een mesterij om na enkele maanden te worden geslacht, als ‘witvleeskalf’ (tegen de grens van bloedarmoede aan) of als roodvleeskalf. Het gaat om een bijna verviervoudiging van het aantal koeien. Het bedrijf is gevestigd in Oterleek. Het ontwerpbesluit ligt ter inzage van 3-2-2022 tot 17-3-2022.[1]

Met de uitbreiding naar 375 melkkoeien gaat dit bedrijf ruim over de algemeen gehanteerde grens van megastal heen. Deze grens is 250 melkkoeien, zie rapport ‘Megastallen in beeld’ (WUR)[2].

Het huidige bedrijf kent een grote stal (van 25mx45m). Deze grote stal wordt in breedte én lengte verdubbeld, resulterend in een zeer groot stallencomplex van circa 50m breed en 95m lang.

Wat betreft stikstof verwijst de ontwerp-Omgevingsvergunning naar een Natuurbeschermingswet-vergunning van de provincie uit 2014. De ammoniakemissie zou na de uitbreiding van het aantal koeien niet boven de in 2014 vergunde emissie komen. Op grond van intern salderen kan hierdoor de uitbreiding naar verwachting gerealiseerd worden, aldus de gemeente.

De stikstofemissie van de voorgenomen uitbreiding van de veehouderij heeft invloed op negen Natura 2000-gebieden, waaronder het dichtst bijgelegen N2000-gebied Eilandspolder op minder dan vijf kilometer afstand. Maar ook heeft deze uitbreiding invloed op onder andere de N2000-gebieden Noord-Hollands duinreservaat en Schoorlse duinen. Deze natuurgebieden zijn al zwaar overbelast met stikstof.

Voor de berekening van de ammoniakemissie uit de stallen is gebruik gemaakt van de zogenaamde Rav-codes. Dit zijn ammoniakemissiefactoren per stalsysteem uit de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). De gehanteerde Rav code van de aangevraagde nieuw te bouwen megastal is A1.23 (ligboxenstal met o.a. mestschuif). Volgens de Rav stoot een koe in dit stalsysteem 6 kg ammoniak/jaar uit.[3]

Inleiding antwoorden
De aanleiding voor de gestelde vragen betreft de uitbreiding van een stal die ook rekening houdt met dierenwelzijn, beperken van emissies en ruimtelijke inrichting met beplanting. De betreffende ondernemer doet mee aan het duurzaamheidsprogramma Caring Dairy van CONO-kaasmakers.

De Omgevingsverordening kent geen definitie van de term ‘megastal’. Voor het begrip megastal is er geen eenduidige definitie en de term heeft geen wettelijke basis. Het WUR rapport dat door vragensteller wordt genoemd is in 2007 opgesteld als quick scan en benoemt voor- en nadelen van megastallen.

Op 2 maart 2022 is door een derde partij een verzoek gedaan tot intrekking van de Natuurbeschermingswetvergunning uit 2014 voor het betreffende bedrijf in Oterleek. Dat verzoek is in behandeling bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. Wij kunnen in onze beantwoording hieronder niet vooruitlopen op besluitvorming daarover.

Vragen

Stikstof

Vraag 1:
In de ontwerp-Omgevingsvergunning staan verschillende ammoniakcijfers, zie blz. 11:
- huidige ammoniakemissie: 1.468 kg ammoniak/jaar;
- deze neemt bij de voorgenomen uitbreiding toe naar 3.017,5 kg ammoniak/jaar;
- reeds vergunde stikstofsituatie in 2014: 6.547,9 kg ammoniak/jaar;
- de emissie na de aangevraagde uitbreiding: 6.414,6 kg ammoniak/jaar;
- in de Natuurbeschermingswetvergunning 2014 staat 3.105 kg NH3/jr.
Kunt u dit verduidelijken? Wat zijn nu de juiste cijfers?

Antwoord 1:
De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) heeft de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu namens de gemeente Alkmaar in behandeling. Uit navraag bij de OD NHN is gebleken dat de op blz. 11 vermelde (al vergunde) stikstofsituatie in 2014 van 6.547,9 kg NH3 per jaar en de uitstoot na de aangevraagde uitbreiding van 6.414,6 kg NH3 per jaar een verschrijving is. Dit geldt ook voor de vermelding dat het een interne saldering betreft. Dit moet zijn: 3.105 kg NH3/jaar in de natuurvergunning van 2014 en dat wordt 3.017,5 kg NH3/jaar in de ontwerp-omgevingsvergunning. Deze verschrijving wordt in het definitieve besluit hersteld. De huidige ammoniakuitstoot is correct opgenomen.

Vraag 2:
In de ontwerp-Omgevingsvergunning is te lezen dat op grond van intern salderen de uitbreiding naar verwachting gerealiseerd kan worden. En dat de provincie Noord-Holland in het kader van de Wet natuurbescherming het bevoegd gezag is.
Kunt u bevestigen dat dit intern salderen met latente ruimte betreft?

Antwoord 2:
Nee, in het door u aangehaalde ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning is geen sprake van intern salderen met latente ruimte. Het betreft een activiteit waarvoor al een natuurvergunning is afgegeven, die ongewijzigd uitgevoerd zal worden. In 2014 is een natuurvergunning afgegeven voor de uitbreiding van de melkveehouderij in Oterleek. Het project in deze vergunning is nog niet uitgevoerd, maar vóór het Programma Aanpak Stikstof (2015-2019) was het niet gebruikelijk om in een vergunning een termijn op te nemen waarbinnen de activiteit gerealiseerd moet zijn. Deze vergunning is daarom onherroepelijk. Voor de uitbreiding is ook een omgevingsvergunning milieu op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. De aanvraag voor de omgevingsvergunning milieu is recent ingediend en in behandeling bij de OD NHN. Hoewel er
geruime tijd zit tussen de natuurvergunning en de huidige aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu, gaat het om precies hetzelfde project met dezelfde uitbreiding. Als het om een wijziging zou zijn gegaan t.o.v. de in 2014 vergunde situatie, dan zou er sprake zijn van intern salderen met latente ruimte.

Vraag 3:
Kunt u bevestigen dat de rechtbank Oost-Brabant in de zaak over de Amercentrale in Geertruidenberg heeft geoordeeld dat niet tot in het einde der dagen intern gesaldeerd moet kunnen worden met de latente ruimte uit een oude vergunning, waarbij het stelde: “zolang ongelimiteerd gebruik kan worden gemaakt van bestaande rechten uit het verleden is het dweilen met de kraan open”[4][5]?

Antwoord 3:
De rechtbank Oost-Brabant heeft de door u geciteerde zinsnede genoemd in de inleiding van haar uitspraak over de Amercentrale. Daar werd (o.a.) intern gesaldeerd met ruimte die nog niet gerealiseerd was. Daarvan gaf de rechtbank Oost-Brabant aan dat dat niet zonder meer toegestaan zou kunnen worden, maar dat bij intern salderen ook gekeken moet worden of de ruimte uit die vergunning niet ingetrokken zou moeten worden ten behoeve van de natuur. Dit standpunt van de rechtbank wijkt af van de huidige lijn in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het vergunde recht het uitgangspunt vormt, en dat niet de voorwaarde geldt
dat er ook feitelijk uitvoering aan de ruimte moet zijn gegeven. Tegen de uitspraak over de Amercentrale heeft provincie Noord-Brabant dan ook hoger beroep ingesteld. Anders dan bij de Amercentrale is in het door u aangehaalde ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning echter geen sprake van intern salderen met latente ruimte, zie ons antwoord op vraag 2.

Vraag 4:
Minister van der Wal (Natuur en Stikstof) stelde: “Als we hele oude vergunningen gaan afstoffen en die ruimte inzetten, dan doen we niks voor de natuur. Dat noem ik de randjes opzoeken. Die tijd is voorbij.”[6]?
Worden met deze vergunning de randjes opgezocht?

Antwoord 4:
Nee. Het gaat hier om een omgevingsvergunning milieu voor een activiteit waarvoor al in 2014 een natuurvergunning is afgegeven. Dit is geen kwestie van intern salderen met latente ruimte uit een hele oude milieuvergunning die niet meer werd gebruikt. Er is ook geen sprake van een wijziging in het project.

Vraag 5:
a) Erkent u dat bij de voorgenomen uitbreiding met bijna vier keer zoveel dieren de feitelijke depositie op tenminste negen Natura 2000-gebieden (zoals genoemd in de inleiding) toeneemt?

b) Klopt het dat doordat zo’n uitbreiding stikstofruimte opvult, er theoretisch de kans bestaat dat later een extra paar kleinere boeren moet stoppen?

Antwoord 5:
a) Ja, de feitelijke stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden neemt toe. De bij het ontwerpbesluit bijgevoegde AERIUS Calculator berekening (30 augustus 2021) geeft aan dat de activiteit zoals vergund is met de vergunning Wet natuurbescherming (Wnb) uit 2014, ten hoogste 0,3 mol stikstofneerslag/ hectare/ jaar zal veroorzaken op stikstofgevoelig habitat binnen Natura 2000-
gebied. De vergunde stikstofuitstoot verandert niet door de voorgenomen uitbreiding.

b) Als de feitelijke stikstofneerslag toeneemt, betekent dit een vergroting van de stikstofreductie-opgave voor de sector als geheel en niet specifiek voor grote of kleine ondernemingen.

Vraag 6:
De depositie in de natuurgebieden moet volgens beleid zo snel mogelijk juist áfnemen in plaats van toenemen. Hoe past deze bedrijfsuitbreiding bij het uiteindelijke doel om de feitelijke depositie te laten afnemen?

Antwoord 6:
Alhoewel er geen sprake gaat zijn van een stikstofpiekbelaster, zie ons antwoord op vraag 5, past ook een geringe toename niet bij de doelstellingen die wij hebben voor reductie van stikstofneerslag. In ons antwoord op vraag 2 hebben wij aangegeven dat de vergunning echter onherroepelijk is.

Vraag 7:
a) Kunt u bevestigen dat ook het Interprovinciaal Overleg (IPO) in een evaluatie heeft geconcludeerd dat de huidige beleidsregels voor intern en extern salderen niet uit kunnen sluiten dat de stikstofuitstoot toeneemt?[7]

b) Kunt u met zekerheid uitsluiten dat door de uitbreiding van dit melkveebedrijf naar een megastal de natuur verder zal worden aangetast?

Antwoord 7:
a) Ja, dat kunnen wij bevestigen. Zoals wij aangeven in ons antwoord op vraag 2 is er in dit geval echter geen sprake van salderen.

b) Het project is in 2014 passend beoordeeld. In de natuurvergunning uit 2014 is geconcludeerd dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten zodat de vergunning kon worden afgegeven.

Vraag 8:
Kunt u bevestigen dat zowel de rechtbank Noord-Nederland[8] als de rechtbank Midden-Nederland[9] besluiten voor de uitbreidingen van veehouderijen hebben vernietigd, omdat zij concluderen dat in verschillende wetenschappelijke rapporten twijfel is aan het rendement van emissiearme technieken, zoals luchtwassers en emissiearme vloeren bij melkveehouderijen (Rav-codes)? Wat heeft u met die informatie gedaan?

Antwoord 8:
Wij zijn bekend met de uitspraken van genoemde rechtbanken. In Noord-Holland worden de betreffende systemen niet op grote schaal toegepast maar wij volgen de landelijke ontwikkelingen op dit gebied uiteraard met belangstelling. Het betreffen uitspraken van regionale rechtbanken waartegen hoger beroep ingesteld. In overeenstemming met de landelijk afgesproken lijn wachten wij het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep af.

Vraag 9:
Erkent u dat in de oude Natuurbeschermingswetvergunning is uitgegaan van de al langer in twijfel getrokken emissiefactoren van Rav-codes en er dus een onjuist uitgangspunt is gehanteerd?

Antwoord 9:
In overstemming met in 2014 geldend gebruik is in de oude Natuurbeschermingswetvergunning uitgegaan van uitstootfactoren van de Rav. Er lopen diverse rechtszaken en hoger beroep waarin de Rav-factoren een rol spelen. Medio juni 2022 is een zitting ter zake door de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State gepland. Wij wachten de behandeling van het hoger beroep en de uitspraak van de Afdeling af.

Vraag 10:
Erkent u dat wanneer het rendement van de voorgenomen staltechnieken inderdaad (veel) lager is, de eerder vergunde stikstofruimte (2014) ruim wordt overschreden? (nauwelijks verschil tussen nu berekende ammoniakuitstoot en eerder vergund)

Antwoord 10:
Met de natuurvergunning uit 2014 is een activiteit vergund waarbij is uitgegaan van een bepaalde bijbehorende stikstofuitstoot. Als komt vast te staan dat het rendement van de voorgenomen staltechnieken niet wordt gehaald, dan is de stikstofuitstoot hoger dan waarvan uit is gegaan bij
het vergunnen van de activiteit. In dat geval zou een vergunninghouder niet voldoen aan de in de natuurvergunning opgenomen jaarvracht NH3.

Vraag 11:
Deelt u het inzicht dat we hoe dan ook moeten voorkomen dat de stikstofuitstoot verder blijft toenemen? Zo ja, bent u bereid het intern en extern salderen tijdelijk on hold te zetten (zoals Overijssel dat voor extern salderen heeft gedaan)[10] totdat er een lange termijnaanpak is vastgesteld waarmee stikstofdoelen met zekerheid zullen worden gehaald? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11:
Ja, wij delen het inzicht dat wij toename van stikstofuitstoot moeten voorkomen. In het door u genoemde ontwerpbesluit is echter geen sprake van intern (of extern) salderen. Intern salderen is bovendien toegestaan binnen kaders van wetgeving en jurisprudentie. Dat betekent dat wij intern salderen niet on hold kunnen zetten via het vergunningensysteem. Sinds de uitspraak over de Logtsebaan (ECLI:NL:RVS:2021:71) op 20 januari 2021 is intern salderen vergunningvrij en kunnen wij in de vergunningen geen beperkingen meer stellen over het gebruik van latente ruimte bij intern salderen. Met onze brief aan de minister Natuur en Stikstof van 8 februari 2022 (kenmerk
1779588/1779740) hebben wij de onwenselijkheid daarvan aangegeven.

Vraag 12:
Bent u bereid het benutten van de latente ruimte niet toe te staan en de gemeente Alkmaar daarvan op de hoogte te brengen?

Antwoord 12:
Nee. Het door u aangehaalde ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning is voor een activiteit die op basis van de Wet natuurbescherming al vergund is. Daarmee is hier geen sprake van intern salderen.

Weggooien maatschappelijk geld

Vraag 13:
Hoe geloofwaardig acht u het dat voor het aanpakken van de stikstofcrisis aan de ene kant veehouderijen met miljoenen euro’s aan belastinggeld worden opgekocht, en tegelijkertijd nog nieuwe megastallen worden gebouwd en toegestaan?

Antwoord 13:
Wij begrijpen uw zorg achter deze vraag, en wij hebben met onze brief aan de minister Natuur en Stikstof van 8 februari 2022 (kenmerk 1779588/1779740) onze zorgen geuit over dat wij geen beperkingen meer kunnen stellen over het gebruik van latente ruimte bij intern salderen. Verder mag een bedrijf zich naar eigen wens ontwikkelen zolang wordt voldaan aan wet- en regelgeving. In het door u aangehaalde ontwerpbesluit is sprake van een onherroepelijke vergunning.

Vraag 14:
Ziet u niet het gevaar dat er door dit beleid steeds meer kleinere en middelgrote bedrijven verdwijnen en daarvoor in de plaats megastallen komen?

Antwoord 14:
Onduidelijk is wat bedoeld wordt met “dit soort beleid”. Als het gaat over beleid voor intern salderen zien wij niet een gevaar dat intern salderen leidt tot het verdwijnen van kleinere en middelgrote bedrijven.

Intensieve veehouderij

Vraag 15. Welke definitie hanteert u voor niet-grondgebonden melkveehouderij zoals genoemd in de definitie Intensieve veehouderij in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020[11]? Aan welke voorwaarden moet zo’n intensief bedrijf dan precies voldoen?

Antwoord 15:
Wij hebben in de Omgevingsverodening een begripsbepaling opgenomen voor intensieve veehouderij. Intensieve veehouderij: niet-grondgebonden melkveehouderij: melkveehouderij zonder of nagenoeg zonder weidegang met uitzondering van veehouderij waarin producten worden vervaardigd die gecertificeerd zijn volgens in Nederland geldende regelgeving van de
Europese Unie voor biologische producten.
Wij stellen in de Omgevingsverordening geen voorwaarden aan een intensief bedrijf.

Vraag 16:
Hanteert u de landelijk toegepaste definitie van 2,25 GVE/hectare (Grootvee-eenheid) voor de beoordeling of een melkveebedrijf al of niet-grondgebonden is?[12] [13]

Antwoord 16:
Nee. Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag 17:
Hoeveel niet-grondgebonden (intensieve) veebedrijven heeft Noord-Holland en in welke gebieden (grofweg) zijn ze gevestigd?

Antwoord 17:
Bedrijven liggen verspreid in Noord-Holland.
Van de 911 melkveebedrijven in Noord-Holland is het aandeel bedrijven met weidegang 96 % en is 4 % intensief.
In Noord-Holland zijn er circa 8 varkensbedrijven en 17 pluimveebedrijven die als intensief zijn aan te merken (bron: https://www.agrimatie.nl/Publi...
ndicatorID=7207 en https://www.agrimatie.nl/Publi... ndicatorID=2922).

Vraag 18:
Is het bedrijf in de huidige omvang met 95 koeien en een aantal van 60 vrouwelijk jongvee, grondgebonden? Hoeveel grond heeft het bedrijf?

Antwoord 18:
Ja, het bedrijf is in de systematiek van onze Omgevingsverordening niet-intensief.
Informatie over de hoeveelheid grond hebben wij als provincie niet beschikbaar.

Vraag 19:
En is het bedrijf na de voorgenomen uitbreiding naar 375 koeien en een aantal van 200 vrouwelijk jongvee, grondgebonden?

Antwoord 19:
Ja, het bedrijf past weidegang toe. Zie antwoord vraag 15.

Vraag 20:
Hoe verhoudt deze uitbreiding zich tot het verbod van nieuwvestiging of omschakeling naar intensieve veehouderij (artikel 6.43 OVNH 2020)? Is hier sprake van omschakeling naar een intensieve veehouderij?

Antwoord 20:
Als het bedrijf weidegang toepast, is er geen sprake van nieuwvestiging of omschakeling naar een intensieve veehouderij. Dat is ter beoordeling van de gemeente die de aanvraag behandelt.

Vraag 21:
Onder de oude Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) viel melkveehouderij nog niet onder de definitie van intensieve veehouderij. De Natuurbeschermingswetwetvergunning-stikstof (2014) is door de provincie verleend ten tijde van in werking zijn van de PRV.
a) Klopt het dat dit melkveebedrijf in Oterleek toen als niet-intensief werd gezien?
b) Zijn bij de inwerkingtreding van de OVNH 2020 de niet-grondgebonden melkveehouderijen in de categorie intensieve veehouderij komen te vallen? Zo nee, op basis waarvan niet?

Antwoord 21:
a) Ja.
b) Nee. In de definitie intensieve veehouderij is niet grond het criterium maar weidegang. Zie voor de begripsbepaling in de Omgevingsverordening NH 2020 het antwoord op vraag 15.

Vraag 22:
a) Klopt het dat het bedrijf in Oterleek ten tijden van de PRV geen intensieve veehouderij was en sinds de inwerkingtreding van OVNH 2020 of straks bij uitbreiding wel?
b) Is op grond hiervan onder andere deze melkveehouderij in strijd met het verbod van omschakeling naar intensieve veehouderij (artikel 6.43 OVNH 2020)?

Antwoord 22:
a) Nee. Het begrip intensieve veehouderij is in de Omgevinsgverordening NH 2020 verduidelijkt ten opzichte van de PRV doch in de kern niet gewijzigd. Een uitbreiding betekent niet dat een bedrijf daarmee automatisch als een intensieve-veehouderij kwalificeert. Als het bedrijf weidegang toepast, is er geen sprake van een intensieve-veehouderij, geen sprake van nieuwvestiging of omschakeling naar een intensieve veehouderij.
De uitbreiding is ter beoordeling van de gemeente die de aanvraag behandelt.
b) Nee. Zie het antwoord onder a.

Vraag 23:
Hoe verhoudt de uitbreiding van het onderhavige bedrijf naar een megastal zich tot hetgeen in de toelichting bij artikel 6.43 staat: “De intensieve veehouderij kan een grote impact hebben op de leefomgeving, door bijvoorbeeld geurhinder, uitstoot van fijnstof, ammoniak, zoönosen en endotoxinen. Ook is dierenwelzijn een onderwerp dat tot maatschappelijke discussies leidt. Om die redenen is een vergroting van het aandeel intensieve veehouderij niet gewenst.”?
Hoe is het toch toestaan van deze vorming van een megastal verantwoord, kijkend naar alle negatieve aspecten genoemd door de provincie in de toelichting van artikel 6.43?

Antwoord 23:
De Omgevingsverordening kent geen definitie van de term ‘megastal’ aangezien de term arbitrair is en derhalve geen wettelijke basis heeft.
De Omgevingsverordening bevat wel een begripsbepaling van de term ‘intensieve veehouderij’, daarvoor is de omvang van een stal en/of het aantal dieren niet het criterium, zie het antwoord op vraag 15.

Landbouwtransitie

Vraag 24:
De inzet op een grondgebonden melkvee- en rundveehouderij is een van de drie pijlers onder het mestbeleid van de toekomst, aldus de minister.[14] Past de onderhavige uitbreiding tot 375 koeien in dit landelijke beleid?

Antwoord 24:
Het landelijke beleid wordt thans nader vorm gegeven. Wij wachten dat beleid af.

Vraag 25:
In de Voedselvisie staat letterlijk dat de provincie streeft naar een transitie naar “een voedselsysteem met gezonde verdienmodellen voor de ondernemers, maar wat ook goed is voor het klimaat, de bodem, het milieu en dierenwelzijn.” En: “Uit ecologisch oogpunt moet de transitie van het voedselsysteem ook voordelig zijn voor bodem, water, biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn.”

Er is ook een amendement aangenomen dat rekening houden met dierenwelzijn koppelt aan de ambities voor kringlooplandbouw.[15]

Zoals in de Voedselvisie staat zijn de genoemde transities naar o.a. ecologisch en diervriendelijk voedselsysteem natuurlijk niet alleen door provincie te realiseren, maar wordt expliciet aangegeven dat provincie haar verantwoordelijkheid zoveel mogelijk wel gaat nemen: “als provincie kunnen we wel een belangrijke bijdrage leveren om de transities te versnellen.”

Hoe past een nieuwe megastal binnen uw Voedselvisie, waarin men streeft naar meer ecologische en diervriendelijke kringlooplandbouw? Erkent u dat deze ontwikkeling niet voordelig is voor “het milieu, bodem, klimaat, natuur en dierenwelzijn”?

Antwoord 25:
Het instrumentarium van de Voedselvisie richt zich met name op stimuleringsbeleid. Met behulp van subsidies ondersteunen wij bedrijven om te verduurzamen. De grootte van een bedrijf zegt niet per definitie iets over de balans tussen ecologische, economische, sociale en ruimtelijke doelen. Er zijn immers ook grote biologische landbouwbedrijven. De afweging of deze
bedrijfsontwikkeling in Oterleek past binnen het landschap, de opgaven vanuit emissiereductie e.d. wordt getoetst aan de wettelijke kaders zoals de Wet Natuurbescherming en het bestemmingsplan.

In actiepunt 9 van de uitvoeringsagenda Voedselvisie 2021-2022 geven wij aan dat er een RO-bouwstenennotitie in de maak is over de nieuwe landbouwthema’s van de Voedselvisie. Deze bouwstenennotitie zullen wij beschikbaar stellen aan gemeenten en kan aan de orde komen tijdens
de omgevingstafels die gemeenten in het kader van de Omgevingswet organiseren. De gesprekken tussen provincie en gemeenten kunnen ertoe leiden dat wij aanpassingen willen maken in onze eigen verordening. Wij wachten eerst deze gesprekken af.

Vraag 26:
Wat heeft uw voorkeur: meer megastallen (intensieve veehouderijen) of een transitie van de melkveehouderij naar grondgebonden en natuurinclusieve en diervriendelijke landbouw?

Antwoord 26:
De Omgevingsverordening kent geen definitie van de term ‘megastal’. Voor het begrip megastal is er geen eenduidige definitie. De Omgevingsverordening bevat wel een definitie van de term ‘intensieve veehouderij’.
De transitie van de melkveehouderij is ingezet en in de Omgevingsverodening is al een keuze door uw Staten gemaakt. De sector werkt aan verdere verduurzaming.
Het landelijke beleid ten aanzien van grondgebondenheid wordt thans nader vorm gegeven. Wij wachten dat beleid af.
De omvang van een bedrijf is niet bepalend. Zowel kleine als grote bedrijven kunnen inzetten op natuurinclusief, kringlooplandbouw, duurzaamheid.

Klimaat

Vraag 27:
Hoe past deze megastal in de ambitie van Noord-Holland voor CO2-eq-reductie (dus ook methaan) van 49% (55% en landelijk streefdoel 60%) in 2030? Hierbij is tevens relevant is dat onderdeel van Europese plannen is dat ook uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw flink moeten verminderen en de provincie daar ook een rol in speelt.

Antwoord 27:
Ambities voor vermindering van uitstoot zijn onderdeel van wet- en regelgeving waar bedrijven aan moeten voldoen. Ook dit bedrijf valt onder wet- en regelgeving en uitbreidingsplannen worden getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving.

Deze ondernemer doet mee aan duurzaamheidsprogramma Caring Dairy van CONO kaasmakers. CONO heeft de ambitie om in 2030 klimaatpositief zijn. Dat betekent dat het bedrijf C02 neutraal produceren als opgave meekrijgt. https://www.cono.nl/duurzaamhe...

Weidse landschap

Vraag 28:
Met de door de gemeente verleende ontwerp-Omgevingsvergunning onderdeel Bouw wordt het vergroten van een stal van 25 bij 45 meter naar 50 bij 95 meter toegestaan. Het bedrijf valt binnen BPL Schermer met als Kernkwaliteit ‘Openheid en vergezichten’.
Hoe past een nieuwe, immense stal binnen het provinciaal omgevingsbeleid?

Antwoord 28
Een stal is onderdeel van een agrarisch bedrijf en bouwvlak. In de Omgevingsverordening 2020 is opgenomen dat het bouwvlak 2 hectare mag bedragen (Artikel 6.33). Dit geldt ook voor het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Artikel 6.46, lid 7a maakt een uitbreiding van een agrarisch
bouwperceel in principe tot maximaal twee hectare mogelijk, dat kon ook onder de PRV.
Bij een uitbreiding van meer dan 2 hectare moet getoetst worden aan de kernkwaliteiten. Wel dient de ruimtelijke ontwikkeling getoetst te worden aan de ruimtelijke kwaliteitseis voor het landelijk gebied (Artikel 6.59).

Vraag 29:
Waarom wordt de aanleg van een houtwal, een heg of andere kleinschalige landschapselementen een aantasting van de openheid van het landschap genoemd en tegelijkertijd een stal van 50 bij 95 meter, en 11,5 meter hoog niet?

Antwoord 29:
Niet iedere aanleg van een houtwal, heg of kleinschalig landschap wordt als een aantasting van de openheid beschouwd. Het BPL werkt met kernkwaliteiten waarop getoetst moet worden. In de toelichting op het BPL Schermer worden deze kernkwaliteiten beschreven en de manier waarop
getoetst moet worden. De gemeente toetst in eerste instantie of de kernkwaliteiten worden aangetast.

Belangen afweging

Vraag 30:
In de Voedselvisie staat dat de provincie zich richt op “een transitie die streeft naar een beter evenwicht tussen, economische, ecologische, ruimtelijke en sociale belangen.”
De Omgevingswet biedt ook meer mogelijkheden om het evenwicht te realiseren. Maar met het toestaan van uitbreidingen zoals in de casus van deze melkeveehouderij lijkt de provincie door te gaan op dezelfde voet, waarin economische belangen overheersen.
a) Het is voor transparantie van beleid belangrijk om meer inzicht te hebben in hoe belangen worden afgewogen.

Kunt u daarom nauwkeurig aangeven op welke wijze de verschillende in o.a. de Voedselvisie genoemde belangen (sociaal, ecologisch, ruimtelijk, economisch) zijn afgewogen? Graag argumentatie per belang en dan aangeven hoe de afweging is gemaakt.
b) Verwacht u dat met de ingang van de Omgevingswet de provincie anders te werk zal gaan met belangenafweging?

Antwoord 30:
Wij beantwoorden hier de vragen a) en b) niet afzonderlijk maar in samenhang.

De voedselvisie is geen toetskader. De omgevingsverordening is gebaseerd op de Omgevingsvisie waarin verschillende belangen samenkomen. De uitbreiding wordt getoetst aan vigerende wet- en regelgeving.

De Omgevingswet legt, meer dan de Wet ruimtelijke ordening (Wro), een koppeling tussen omgevingskwaliteit en de activiteiten, hier de wijze van bedrijfsvoering van melkveehouderij. De Wro stuurt op duurzame ruimtelijke kwaliteit. Wat er verandert, is dat een gemeentelijk Omgevingsplan, meer dan nu, kan sturen op de samenhang van bedrijfsvoering en omgevingskwaliteit.

In actiepunt 9 van de uitvoeringsagenda Voedselvisie 2021-2022 geven wij aan dat er een RO-bouwstenennotitie in de maak is over de nieuwe landbouwthema’s van de Voedselvisie. Deze bouwstenennotitie zullen wij beschikbaar stellen aan gemeenten ter lering en inspiratie en kan aan
de orde komen tijdens de omgevingstafels die gemeenten in het kader van de Omgevingswet organiseren. De gesprekken tussen provincie en gemeenten kunnen ertoe leiden dat wij zelf aanpassingen zouden willen maken in onze eigen verordening.

De provincie stimuleert met de Voedselvisie om nieuwe uitdagingen op te pakken en ondersteunt dit met uitvoeringsgerichte projecten zoals smart farming, PPS Agroforestry en KPI pilot kringlooplandbouw (KPI: kritische prestatie indicatoren).

Archeologie

Vraag 31:
De bedoelde gronden hebben in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied 2014”, de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie’ en de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2 en 4”. Op gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie 2 en 4” mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 meter.

De ontwerp-Omgevingsvergunning is tevens een wijziging van het bestemmingsplan, waaronder het toestaan van een verhoging van de bouwhoogte naar 11,5 meter.
Past deze wijziging binnen het provinciaal ruimtelijk beleid? Zo nee, heeft de gemeente hierover overleg met de provincie gevoerd?

Antwoord 31:
Er is wel contact tussen de gemeente en de provincie geweest, maar de wijziging is geheel ter beoordeling van de gemeente.

Stankoverlast

Vraag 32:
Ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) moet de afstand tussen een stal met melkkoeien en een burgerwoning minimaal 50 meter zijn. Deze afstand geldt voor woningen buiten de bebouwde kom. In deze casus ligt op 39 meter een burgerwoning (zie de Situatietekening bij de aanvraag). Volgens de gemeente bevindt zich echter geen emissiepunt van de stal binnen 50 meter. Dit is opmerkelijk, want de grote ligboxstallen zijn veelal over de hele lengte natuurlijk geventileerd, met ‘open zijden’. Als dit het stalsysteem is, is de afstand 39 meter, en niet 50 meter en voldoet het niet aan de stanknorm. Los daarvan staat in de wet dat de afstand geldt vanaf de stal.

Voldoet het bedrijf in de voorgenomen situatie volgens u aan de Wgv? Graag een toelichting.

Antwoord 32:
Uw vraag gaat over het domein van de gemeente. Het is ter beoordeling aan de gemeente.

Handelsperspectief

Vraag 33:
Bent u – gelet op boven staande argumenten - bereid de voorgenomen verviervoudiging van het melkveebedrijf tot een megastal niet toe te staan en de gemeente Alkmaar daarvan op de hoogte te brengen?

Antwoord 33:
Nee. Het betreft een aanvraag inzake uitbreiding waar de gemeente het bevoegd gezag is.
Wij treden niet in een bevoegdheid van de gemeente Alkmaar.
Bedrijven en inwoners kunnen ervan uitgaan dat beoordeling plaatsvindt aan de hand van vigerende wet- en regelgeving.


[1] Vergunningnummer 20212344 en bijgevoegd als bijlage

[2] Megastal in beeld, WUR https://edepot.wur.nl/41420

[3] https://www.infomil.nl/onderwe...

[4] https://www.trouw.nl/duurzaamh...

[5] https://uitspraken.rechtspraak...

[6] https://www.trouw.nl/duurzaamh...

[7] https://www.bij12.nl/wp-conten...

[8] https://www.nieuweoogst.nl/nie...

[9] https://www.trouw.nl/duurzaamh...

[10] https://www.binnenlandsbestuur...; https://www.trouw.nl/binnenlan...

[11] OVNH2022, Bijlage 1 Begrippen: “Intensieve veehouderij: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat slacht-, fok-, leg-, pels- of melkdieren houdt, zonder of nagenoeg zonder weidegang of vrije uitloop, met uitzondering van veehouderij waarin producten worden vervaardigd die gecertificeerd zijn volgens in Nederland geldende regelgeving van de Europese Unie voor biologische producten en met uitzondering van viskwekerij.”

[12] https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuw...
Vrouwelijke jongvee van 0-1 jaar (kalveren): 0,23 GVE

Vrouwelijke jongvee van 1 jaar en ouder (pinken en vaarzen): 0,53 GVE

Vrouwelijke runderen tenminste éénmaal gekalfd (koeien): 1 GVE

[13] https://www.nieuweoogst.nl/nie...

[14] https://www.nieuweoogst.nl/nie...

[15] https://noordholland.partijvoo...