Inspi­ra­tie­sym­posium Water doet leven


Verslag van het symposium

19 januari 2022

Zie hier het Programma van het symposium.

Georganiseerd door PvdD, GroenLinks en D66


1. De grootste uitdagingen rond water

(op basis van presentatie Lisette de Senerpont Domis
aquatisch ecoloog bij Aquatisch Kenniscentrum Wageningen (AKWA)/ NIOO-KNAW)

Inleiding

“De perfecte storm van eco-centrisch waterkwaliteitsbeheer. We zitten in het oog van die storm.”

De meest recente periode in de geschiedenis van de mens kenmerkt zich door het zogenaamde antropoceen, een tijdperk waarin de mens de dominante stempel zet en zorgt voor verschillende soorten van druk op de ecologische systemen (zoals klimaatverandering, indammen van water, vermesting, urbanisatie). Die druk zorgt voor een snel veranderende wereld en die zet onze waterkwaliteit onder druk. Op dit moment hebben we volgens IPCC (het internationale klimaatpanel van de Verenigde Naties) en IPBES (internationaal panel voor ecologie en biodiversiteit, ook van de Verenigde Naties) te maken met een gezondheids-, klimaat- en biodiversiteitscrisis. Dit draagt ook bij aan de verergering van waterproblemen. Het advies is om deze crises in samenhang aan te pakken.

Water levert ons veel op en de vraag naar schoon en gezond water neemt alleen maar toe.
Voor wie doen we waterkwaliteitsbeheer? Het oude denken is dat we het voor de mens doen. Maar de mens is onderdeel van de ecosystemen en het denken over waterkwaliteitsbeheer is daarom verschoven naar ook rekening houden met de intrinsieke waarde van natuur (het bewaken van waterkwaliteit omdat water intrinsieke waarde heeft, los van het nut voor de mens) en het zien van de mens als onderdeel van die natuur. Waterkwaliteitsbeheer gaat dus niet alleen meer om het bewaken van het nut van water voor de mens. Zie ook deze publicatie van het IPBES.

Hoe staan we ervoor?
Nederland staat in het rood wat de waterkwaliteit betreft. We zijn een van de slechtst presterende landen op dit gebied: ongeveer even slecht als onze buurlanden, en veel slechter dan Scandinavische landen en delen van Zuid-Europa. Zie figuur 1 hieronder.

Figuur 1: Ecologische waterkwaliteit in Europa.

De Europese Commissie heeft Nederland vaker opgeroepen om extra inspanningen te leveren om te zorgen voor het verminderen van druk op water vanuit de landbouw. Volgens eerdere rapporten van de EU bevat ongeveer de helft van de rivieren, afwateringskanalen en meren een te hoog gehalte aan stikstof en fosfaat als gevolg van overbemesting in landbouwgebieden. Nederland scoort zeer goed als het gaat om het nakomen van EU-regels voor drinkwaterkwaliteit en de behandeling van stedelijk afvalwater. Daarentegen moet Nederland meer inspanningen leveren om aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water te voldoen, met name door het aanpakken van verontreiniging door bijvoorbeeld agrarische bronnen. De eurocommissaris van Milieu heeft bijvoorbeeld recentelijk aangegeven dat de maatregelen die het ministerie in het Actieprogramma Nitraatrichtlijn voorstelt (bedoeld om uitspoeling van meststoffen tegen te gaan, een van de grootste waterknelpunten), geen blijk geven van de ernst van het Nederlandse waterprobleem.

Nederland lijkt dus goed in zogenaamde end-of-pipe oplossingen (met name zuivering achteraf, voor bijvoorbeeld drinkwater), maar presteert niet goed als het gaat om aanpakken van de waterproblemen bij de bron.

Er is jarenlang geprobeerd met vrijwillige maatregelen ons water schoner te krijgen, maar het resultaat is nog steeds dat we nog lang niet in de buurt komen van de Europese doelen voor water, zoals vastgesteld in Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit terwijl we meer dan 20 jaar de tijd hebben gehad maatregelen te nemen om aan KRW te voldoen. We hebben nog vijf jaar te gaan (tot 2027).

Het doel van de KRW (Kaderrichtlijn Water) is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. Dat is niet vrijblijvend: de KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. De KRW is aangenomen in 2000 en kent drie uitvoeringsperioden: 2009-2015; 2016-2021 en 2022-2027.

Als we kijken naar de grootste bronnen van problemen, dan zien we dat o.a de intensieve landbouw een knelpunt vormt. Er is buitenlandse aanvoer, maar Nederland stoot ook stikstof uit naar het buitenland, zoveel dat we netto exporteur van stikstof zijn. De landbouw is de ‘grote olifant in de kamer’, aldus dr. De Senerpont Domis.

Figuur 2: Bronnen van probleemstoffen stikstof en fosfor.


Naast de KRW-waterlichamen (de grote oppervlaktewateren, zoals rivieren, meren, stromen) zijn er ‘overige wateren’ (kleine oppervlaktewateren) die niet als KRW-waterlichaam zijn bestempeld, maar waarvoor minstens een inspanningsverplichting geldt en die vanuit integraal waterbeheer wel als samenhangende watersystemen met de KRW-waterlichamen worden beschouwd. Bovendien bezitten juist deze wateren vaak lokaal nog hoge ecologische waarden en gezamenlijk beslaan ze een aanzienlijk deel van het Nederlandse oppervlaktewater. Onderzoek laat zien dat we ook op deze wateren niet voldoen aan KRW: ongeveer 80% van ons water heeft slechte of ontoereikende kwaliteit. Het beeld van overige wateren is vergelijkbaar met de KRW-waterlichamen. Zie figuur 3.


Figuur 3: Kwaliteit overige wateren vergeleken met beeld van KRW-waterlichamen. We staan er in alle gevallen niet goed voor.


Noord-Holland
Van de 89 waterlichamen van Noord-Holland voldoet geen enkel aan de chemische kwaliteitskenmerken. We hebben nog vijf jaar de tijd om dat op orde te brengen. Met de biologische kwaliteit gaat het iets beter, maar nog steeds voldoen de meeste wateren niet aan de KRW. Daarmee voldoen we uiteindelijk met geen enkel waterlichaam aan de KRW-doelen. Zie figuur 4.


Figuur 4: Situatie Noord-Holland: geen enkel waterlichaam voldoet aan KRW-doelen voor waterkwaliteit.

De oorzaken zijn vooral te vinden in de manier waarop het land in Noord-Holland wordt gebruikt (zie figuur 5). Met name het gebruik van het land voor landbouw en bollensector. Daarbij spelen de problemen met uitspoeling van mest en gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Medicijnresten hopen zich ook op en het is moeilijk om er helemaal vanaf te komen. We hebben een belangrijke ketenaanpak van dit probleem: van waterschappen tot ziekenhuizen, iedereen speelt een rol in de oplossing. De directe effecten van die resten zullen vermoedelijk beperkt zijn (mits ze de normen niet overschrijden). Maar indirecte effecten zijn nog onbekend. Een indirect effect is bijvoorbeeld als een dier zijn prooi niet meer herkent omdat die beïnvloed wordt door medicijnresten. Nu heeft de wetenschap nog maar weinig zicht op wat voor gevolgen zulke indirecte effecten van vervuiling uiteindelijk hebben. De verwachting is dat die effecten wel veel groter zullen zijn: een nieuwe bedreiging voor evenwichtige, gezonde ecosystemen.

Nederland is kampioen in uitzonderingen. We maken meer dan andere landen gebruik van uitzonderingen om onze waterkwaliteit op orde te krijgen. Zie figuur 6. We beroepen ons op hoge kosten/economische prioriteiten of op tijdelijke verslechtering en natuurkrachten. Zo worden zowel droogte als extreme neerslag gezien als zo’n tijdelijke verslechtering, maar gezien de klimaatverandering waarin dit soort weersomstandigheden steeds vaker zullen voorkomen (en dus niet ‘tijdelijk’ zijn), zijn daar vraagtekens bij te zetten. Wetenschappers vragen daarom om klimaatverandering te integreren in waterbeleid en geen uitzonderingen bij Europa te vragen op basis van gevolgen van klimaatverandering.

In Noord-Holland hebben de waterschappen voor alle waterlichamen uitzondering gevraagd.

Figuur 5

Men beroept zich o.a. op ‘natuurlijke bronnen’ van waterproblemen, die zich onderscheiden van ‘antropogene’ bronnen die door de mens zijn veroorzaakt (zoals medicijnresten en uitspoeling van stoffen uit de landbouw). Bij natuurlijke bronnen wordt dan ‘atmosferische depositie’ geschaard, waaronder stikstof. Daar stellen waterwetenschappers vraagtekens bij: niet alle atmosferische deposities (zoals stikstof) zijn natuurlijk. Veenoxidatie en de daaruit volgende bodemdaling is daar ook een voorbeeld van. Veenoxidatie wordt vaak opgevoerd als natuurlijke omstandigheid, maar het ontstaat juist door het kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil, bijvoorbeeld om koeien op het land te kunnen laten grazen of er met de tractor overheen te kunnen rijden. Wetenschappers laten echter zien dat bij alternatief landgebruik (natte teelt i.p.v. melkveehouderij bijvoorbeeld), waarbij verlaging van het grondwaterpeil niet nodig is, en veenoxidatie kan worden tegengegaan.

Wie is de probleemhouder?

Iedereen draagt financieel bij aan het behalen van de KRW-doelen, maar het is niet duidelijk wie verantwoordelijk is en eigenaar is van het probleem.

Conflicterende wet- en regelgeving

Er is soms sprake van conflicterende wet- en regelgeving en milieudoelen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Natura 2000-doelen en KRW-doelen: er is in sommige gebieden een spanningsveld tussen de KRW-doelen en Natura 2000 doelen en dus geen eenduidig milieudoel.

Weinig effectmonitoring

Een ander probleem is dat er maatregelen worden genomen, maar dat de effecten ervan op de KRW-doelen niet of nauwelijks worden gemeten/gemonitord.

Bron van problemen: klimaatverandering
Klimaatverandering brengt veel risico’s voor waterkwaliteit met zich mee, omdat het leidt tot concentratie van voedingsstoffen en prioriteitstoffen tijdens droge periodes. Er zijn ook risico’s voor verzilting van het grondwater en oppervlaktewater. In de stedelijke omgeving is er gevaar van riooloverstort tijdens extreem natte periodes. Door klimaatverandering is er ook een groter risico op gebrek aan zuurstof tijdens warme periodes. Daarnaast leidt het tot verminderde effectiviteit van maatregelen (zoals baggeren) en verhoogde methaanuitstoot tijdens warme periodes.

Duurzaam herstel vraagt niet alleen om een energietransitie en klimaattransitie, maar ook om een watertransitie. Water wordt ook in de discussies over klimaatverandering onderbelicht.

Kansen voor de provincie om op te pakken:

- Denk beter na over gebiedsinrichting en hoe je het water natuurinclusief gaat maken.
- Maak scherpere keuzes waar je landbouw wilt. De vraag is namelijk of het toekomstbestendig is om bepaalde gebieden voor de landbouw droog te maken. Zowel in termen van water als klimaat.


2. KRW-doelen
(op basis van presentatie mr. dr. ir. Jasper van Kempen, Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law van de Universiteit Utrecht en adviseur bij Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)

Er zijn twee belangrijke verplichtingen vanuit KRW. De eerste is om een goede toestand te halen voor oppervlaktewater (chemisch en ecologisch) en grondwater (chemisch en kwantitatief). Daarnaast geldt de verplichting dat er geen sprake van achteruitgang mag zijn.

Het doel van de KRW (Kaderrichtlijn Water) is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. Dat is niet vrijblijvend: de KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. De KRW is aangenomen in 2000 en kent drie uitvoeringsperioden: 2009-2015; 2016-2021 en 2022-2027.

De deadline voor de verplichtingen om de KRW-doelen te halen was in 2015. We zijn nu gebruik aan het maken van uitzonderingen en hebben zo tijd gewonnen tot 2027.

De eisen zijn een Europese richtlijn maar zijn voor een klein gedeelte op Europees niveau uitgewerkt (chemische kwaliteit van oppervlaktewater en deel van grondwater, kwantitatieve doelen op hoofdlijnen). Voor het grootste deel stellen de lidstaten hun eigen doelen vast. De provincie heeft daar een rol in, via het Regionaal Waterprogramma waar de doelen worden vastgesteld voor de ecologische toestand van sterk veranderde waterlichamen.

Hoe KRW-doelen te halen?
De KRW biedt gereedschappen om de doelen te halen. Er zijn twee categorieën gereedschappen:

1. Plannen/programma’s (zoals het Regionaal Waterprogramma van provincies). Daar moeten we onze eigen maatregelen in opnemen om de goede toestand te gaan bereiken en achteruitgang te voorkomen. Actief beheer dus. Ook de provincies (en gemeenten) kunnen zulke actieve maatregelen nemen (zoals natuurvriendelijke oevers); niets staat daar in de weg.

2. Projecten van derden toetsen aan KRW-doelen. Dat is niet alleen een middel, maar ook een verplichting. Dat betekent dat als er een project is dat de doelen van KRW in gevaar brengt, er geen toestemming moet worden gegeven voor zo’n project (tenzij je je beroept op een uitzonderingsmaatregel).


Uitzonderingsmogelijkheden

- Termijnverlenging. Dat doe je in periodes van zes jaar. Zes jaar is de cyclus van je plan (het Regionaal Waterprogramma). Maar we hebben dus al eerder uitzondering gevraagd en gekregen (tot 2027). In 2027 mogen we een aantal redenen die we eerder hebben aangevoerd om uitzondering te krijgen, niet meer gebruiken. Dat geldt met name voor: 1) technische redenen en 2) redenen m.b.t. kosten. Die mag je maximaal twee keer aanvoeren om je termijnverlenging te rechtvaardigen.

Zo hebben we eerder aangegeven dat we sommige technische maatregelen niet voor 2015 of 2021 kunnen nemen, maar pas voor 2027. Ook hebben we gebruik gemaakt van het argument van onevenredige kostbaarheid, wat een subjectief begrip is (beleidsmatige en politieke invulling), maar dat was zodanig onderbouwd dat het destijds geaccepteerd is als uitzondering. Na 2027 kunnen we ons niet meer beroepen op deze uitzonderingen.

We kunnen ons nog wel beroepen op natuurlijke omstandigheden na 2027 om termijnverlenging aan te vragen. Maar dan moet onderbouwd worden dat er inderdaad sprake is van een natuurlijk effect en niet een door de mens veroorzaakt effect.

- Doelverlaging. Bij doelverlaging schuift een land de doelen niet voor zich uit, maar verlaagt het de doelen om ze zo alsnog te halen. Dat is een grote ingreep, aangezien het daarna moeilijk is om de doelen weer te verhogen. De doelverlaging kan ook niet zomaar gebeuren, maar moet worden onderbouwd door bijvoorbeeld een beroep te doen op onevenredige kosten en technische onhaalbaarheid (dat moet ook voldoen aan bepaalde omstandigheden).

- Toch toestaan van projecten die KRW-doelen schaden. Het toestaan van zulke projecten mag in principe niet, maar soms kan je een uitzondering maken. Dat geldt voor projecten die je heel belangrijk vindt en je zwaarder vindt wegen dan het belang van water. Daar zou energietransitie onder kunnen vallen.

Naast de drie bovengenoemde uitzonderingsmogelijkheden is er ook uitzondering mogelijk bij grensoverschrijdende verontreiniging en als er sprake is van tijdelijke achteruitgang (maar ook alleen onder bepaalde omstandigheden).


Maar wat als verdere termijnverlenging KRW-doelen niet lukt?

- Inbreukprocedure. Daar kan de Europese Commissie gebruik van maken om een land te dwingen de doelen te halen. Uiteindelijk kan het leiden tot boetes en/of dwangsommen. Die boetes kunnen door het Rijk met motivering ook worden doorgesluisd naar bijvoorbeeld waterschappen en provincies, als het Rijk vindt dat de doelen door die overheidslagen niet worden gehaald.

- Procedures tegen projecten. Er is een veel grotere kans dat we te maken krijgen met procedures tegen specifieke projecten. Die procedures kunnen door iedereen (belanghebbenden zoals burgers, milieuorganisaties, etc.) worden gestart en daar hoef je niet voor naar de Europese Commissie. Dat kan nu al, want de KRW-verplichtingen gelden nu al.

Rol van decentrale overheden (o.a. provincie)
Die rol is beperkt door o.a. samenstel van verantwoordelijkheden tussen de verschillende overheden en het feit dat Rijksregels vaak exclusief zijn (daar waar op Rijksniveau maatregelen worden genomen, kunnen decentrale overheden weinig meer).

Maar met de Omgevingswet verandert dat voor een deel. Decentrale overheden zoals provincie en waterschappen krijgen meer mogelijkheden, zeker als het gaat om de verordeningen die ze gaan vaststellen (zoals de Omgevingsverordening).

- Zo kunnen ‘omgevingswaarden’ worden vastgesteld voor waterkwaliteit die aanvullend kunnen zijn op wat het Rijk doet, maar ook strenger kunnen zijn.

- Ook lozingen van kleinere bedrijven/kantoorpanden kunnen meer gereguleerd gaan worden decentraal.

- Daarnaast kunnen decentrale overheden maatwerkregels instellen. Daarmee kunnen decentrale overheden regels die het Rijk stelt aanpassen. Daarmee zouden ze in bepaalde gebieden, integraal teeltvrije zones kunnen verruimen. Dat kan nu nog beperkt per geval, maar straks kan het voor hele gebieden in een keer tegelijk. Of daar waar het Rijk een algemene regel heeft vastgesteld, een vergunningsplicht instellen.

- Instructieregels om andere (lagere) overheidslaag aan te sporen om bepaalde maatregelen te nemen. Een voorbeeld is een provinciale instructieregel die een gemeente opdraagt om de watertoets die een waterschap doet op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, dwingend in acht te nemen. Ook kunnen provincies via de instructieregels waterschappen bewegen om bepaalde maatwerkregels (bijv. tegen bestrijdingsmiddelen of vislood). Ander voorbeeld is het opnemen van een instructieregel richting gemeenten om bij functietoedeling van locaties op een bepaalde manier rekening te houden met water.

Er blijven ook belangrijke beleidsterreinen buiten het stelsel van de Omgevingswet (bijvoorbeeld Meststoffenwet of Wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden), waardoor je nog steeds als decentrale overheid niet mag zeggen bijvoorbeeld hoeveel mest en welke bestrijdingsmiddelen gebruikt mogen worden. Tenzij het gaat om eigen pachtgrond (zie het voorbeeld van glyfosaat en de uitspraak daarover door de Centrale Grondkamer).

Overheden kunnen wel aangesproken worden op het niet of onvoldoende gebruik maken van hun instrumenten om water te beschermen. Zoals de mogelijkheid om gebruik te maken van een grotere teeltvrije zone via maatwerkvoorschriften.

Maak inhoudelijke keuzes en denk vervolgens na over je instrumenten. Daar kunnen volksvertegenwoordigers scherper over nadenken.


3. Perspectief drinkwaterbedrijven

(Gebaseerd op presentaties van Arjen Frentz, manager Beleid en plaatsvervangend directeur van de Vereniging van waterbedrijven Nederland (Vewin), en Koen Zuurbier, strategisch adviseur drinkwater bij het waterleidingbedrijf PWN.)

“Extra inzet is nodig, ook voor drinkwater in de toekomst.”

Er zijn tien drinkwaterbedrijven in Nederland (publiek eigendom) die gebruik maken van grondwater (60%) en oppervlaktewater (40%). De Nederlandse Drinkwaterwet (2011) regelt de bescherming van drinkwater. Zo staat erin welke zorgplicht overheden hebben over de bronnen van drinkwater. De drinkwaterbedrijven zijn publiek eigendom en de eigenaars zijn dan meestal gemeenten en provincies, wat ze verantwoordelijkheden geeft.

Daarnaast is er Europese regelgeving voor water en die vormt het grootste deel van waterregelgeving. Een onderdeel daarvan is de eerder besproken KRW, maar daarnaast zijn er ook de Grondwaterrichtlijn, Green Deal/Zero Pollution Action Plan, Drinkwaterrichtlijn (2020), Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Nitraat Richtlijn, Gewasbescheming, Geneesmiddelen, Chemische Stoffen/REACH (PFAS), Waterhergebruik (landbouw). Aanwezigheid in Europa van verschillende overheden is dus belangrijk.

Vewin heeft eerder een pamflet gepubliceerd met een watervisie met betrekking tot waterkwaliteit- en kwantiteit, waarin opgeroepen wordt tot een urgente watertransitie.


Kwaliteit van drinkwaterbronnen

Vewin maakt zich grote zorgen over de kwaliteit van drinkwaterbronnen, die volgens verschillende rapporten (KWR/PBL/RIVM) onder toenemende druk staan. Daarbij speelt de KRW een belangrijke rol, maar Vewin ziet dat de KRW-doelen niet in zicht zijn en dat er te weinig resultaat wordt geboekt.
Plannen schieten nog tekort volgens Vewin.

Drinkwaterbedrijven als PWN zeggen dat ze ondanks de KRW-doelen en de genomen maatregelen sinds 2000 geen verbetering zien in de zuiveringsinspanning die geleverd moet worden. Drinkwaterbedrijven moeten steeds harder aan het werk in plaats van minder om stoffen te verwijderen. Daarmee verduurzaam je ook niet, want zuiveringssystemen zijn intensief en verbruiken dus o.a. veel energie.

Bedreigingen oppervlaktewater: geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen / biociden, microplastics, opkomende stoffen, nanodeeltjes, verzilting, droogte, industriële stoffen.

Bedreigingen grondwater: bestrijdingsmiddelen, bodemverontreiniging, nitraat uit mest, verzilting, mijnbouw, geneesmiddelen.


Kwantiteit van drinkwater
Naast de kwaliteit van drinkwaterbronnen, staat ook de kwantiteit onder druk. Beschikbaarheid (kwantiteit) en kwaliteit van drinkwater kunnen ook niet meer los van elkaar worden gezien.

Het idee van watertransitie betekent ook dat we anders moeten gaan denken over op welke plekken we water gaan vasthouden als het kan, en water weg laten lopen als het moet. Economische groei levert ook meer druk op, wat vraagt om nadenken over waar en hoeveel we bepaalde economische activiteiten toestaan. Daarnaast zijn er de vraagstukken van aanpak van de gevolgen van klimaatverandering, verzilting en verdroging. Zie ook figuur 7. Voor Noord-Holland is de Rijn (via de IJssel/IJsselmeer - 70/80% van het drinkwater komt daar vandaan) van groot belang voor de watervoorziening. Alles wat bij het IJsselmeer gebeurt is belangrijk voor Noord-Hollands water en werkt door op de kwantiteit en kwaliteit.



Figuur 6. Drinkwaterwinningspunten. Noord-Holland haalt vooral drinkwater uit oppervlaktewater.

Figuur 7. Uitdagingen voor waterzekerheid.


Voorstellen Vewin:

- Stel op korte termijn een maatregelenpakket samen gericht op tijdige KRW-doelrealisatie bij de bronnen voor drinkwaterproductie. En: krachtige aanpak van nieuwe bedreigingen als opkomende stoffen en medicijnresten.

- Koppel de maatregelen voor KRW aan de maatregelen voor die de stikstofcrisis moeten bestrijden (daar speelt provincie ook een rol in). Een win-win situatie.

- Reserveer tijdig ruimte voor nieuwe bronnen. Er zal in Noord-Holland vooral meer gebruik worden gemaakt van oppervlaktewater, maar grondwaterbronnen blijven belangrijk als een soort overbrugging of buffer. Een goede mogelijkheid is bijvoorbeeld brak grondwater. Brakwaterwinning (bijv. Haarlemmermeer) is een belangrijke factor, omdat dit water altijd beschikbaar is en een voorspelbare kwaliteit heeft. Het vergt wel veel bewerking (dus o.a. energie).


Vewin wil ook regie van het Rijk met een Nationaal Waterakkoord, omdat het hard nodig is.


PWN stelt nog specifiek de vier V’s voor:

- Vergroten van onze drinkwaterproductie om de groeiende vraag op te vangen.

- Versterken van de belangrijkste waterbron, het IJsselmeer (in Noord-Holland), door betere voorraadvorming, natuurlijke zuivering en versterking van ecologie. Door gebruik te maken van natuurlijke zuivering en versterking van ecologie, wordt zuivering ook duurzamer.

- Verminderen van het drinkwaterverbruik om de groeiende vraag af te remmen. Bewustwording stimuleren over omgang met water. Maar de bevolkingsgroei is zo sterk dat we het daarmee alleen niet redden.

- Verduurzamen van het productieproces (minder emissies). De emissies van het waterproductieproces zijn best hoog, en dat heeft vooral te maken met waterkwaliteit: er is steeds meer energie nodig om het water schoon te houden (zuivering).


Dit kan alleen met een robuuste combinatie van sterke natuur en technologie. Betrouwbaar drinkwater en duurzame productie zijn alleen mogelijk als we schone bronnen hebben.

  • We hebben te maken met complexe vraagstukken (landbouw, ZZS) en dat vraagt om voldoende know-how en mensen. Investeer daarom in de capaciteit van o.a. Omgevingsdiensten.

  • Bereid je goed voor op Omgevingswet en zorg dat milieukwaliteit niet gaat verslechteren door de Omgevingswet, maar dat we juist de kansen van Omgevingswet pakken om voor verbetering te zorgen



4. Perspectief natuur
(Gebaseerd op presentatie van dr. Wiebe Borren, adviseur hydrologie bij Natuurmonumenten)

“Water is essentieel voor de natuur.”

Waterkwantiteit en waterkwaliteit zijn sterk met elkaar verbonden als het gaat om waterbeheer. Het gaat dus om voldoende water, maar ook water van voldoende kwaliteit. Zo wordt de verdrogingsaanpak makkelijker als de waterkwaliteit op orde is. Dus verdrogingsaanpak en verbetering van waterkwaliteit moeten hand in hand gaan. Als het gaat om waterkwaliteit is een van de problemen dat kwelstromen die we van nature hebben zijn afgenomen. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met daling van grondwater op hoge zandgronden (uitzondering zijn duingebieden, waar het goed gaat). Hoge zandgronden leveren normaal gesproken de druk voor dat kwel in de lagergelegen natuurgebieden. Die kweldruk neemt af door de daling van grondwater. Tegelijkertijd neemt wel de wegzijging naar de lager gelegen landbouwgebieden toe, omdat die gebieden steeds lager komen te liggen. Dat zien we vooral in landbouwgebieden, waar ook de waterpeilen laag worden gehouden en de bodem een stuk sterker daalt dan in de natuurgebieden. Zie figuur 8.


Figuur 8. Afname kwel, toename wegzijging uit natuur door landbouwgebieden.

Dit heeft als gevolg dat als men het waterbeheer goed wil houden in onze natuurgebieden, dat we meer gebiedsvreemd water moeten inlaten. Het is gebiedsvreemd omdat het water is dat normaal niet in natuurgebieden komt, maar nu ingelaten moet worden. In dat water zitten allerlei stoffen: sommige willen we hebben, andere juist niet. De belangrijkste stoffen in (gebiedsvreemd) oppervlaktewater:

- Basen: Calcium. Dat hebben we nodig. Dit komt normaal via kwelstroom natuurgebied in, maar nu via oppervlaktewater. Oppervlaktewater heeft de rol van kwelwater overgenomen. De basen zijn nodig om een buffering te leveren tegen verzuring.
- Helaas zitten er ook nutriënten in het oppervlaktewater, die men juist niet in natuurgebieden wil hebben: fosfaat, nitraat en sulfaat.

- Zout: Chloride. In sommige gebieden is het wenselijk, in andere niet (afhankelijk van natuurtype).

KRW-doelen worden niet gehaald en dat is niet bemoedigend. Als we kijken naar bijvoorbeeld fosfaat ( fosfor) en waterkwaliteit, dan gaat het niet goed in Noord-Holland. Zie figuur 9. Terwijl de normen in meeste gebieden niet zo hoog zijn gesteld.


Figuur 9. Toetsing fosfor (fosfaat) aan normen.

Oplossingen vanuit natuurorganisaties:

- Bronaanpak is het belangrijkst. Voorkom uitspoeling van fosfaat en nitraat.
- Ingrijpen in landelijk gebied. Bijvoorbeeld overgangszones creëren tussen natuur en landbouw, met hogere waterpeilen en opties voor voorzuivering van water. Hier zou ook de energietransitie in meegenomen kunnen worden.

- Kwelherstel door grondwaterstijging op de hoge zandgronden en peilverhoging in lagere polders (wegzijging beperken).
- Scheiding van vies en schoon water: schoon water naar natuurgebieden, vies water van o.a. landbouw op een andere manier inzetten.
- Water vasthouden en benutten van brakwater in bijv. weidevogelgebieden. Er zijn veel gebieden in Noord-Holland die van oorsprong brak waren, maar nu aan het verzoeten zijn.

- Reductie van veenafbraak (daarbij komen nutriënten vrij die we niet in de natuur willen) en bodemdaling, met natuurlijke oplossingen.

(- Defosfatering (behandelen van water voordat het in natuur komt - fosfaat eruit halen) is een van de laatste, minst gewenste middelen, omdat het een end-of-pipe maatregel is.)

5. Bewustwording over ware watergebruik

(gebaseerd op presentatie dr. ir. Rick Hogeboom, directeur van het Water Footprint Network, een internationale netwerkorganisatie die eerlijk en slim watergebruik wereldwijd bevordert met behulp van het watervoetafdruk concept. Tevens universitair docent aan de Universiteit Twente)

Ons kopje koffie kost 132 liter water, een t-shirt 2500 liter en een kilo vlees 15.400 liter. Paar voorbeelden van watervoetafdrukken van producten. Als we die allemaal optellen voor de gemiddelde Nederlandse burger per dag, dan komen we op een gebruik van 4000 liter per persoon. Dat is zo’n 40 badkuipen vol. Op slechts een fractie daarvan worden we via het drinkwaterbedrijf afgerekend: slechts 1% van ons echte watergebruik is het water dat we gebruiken voor wassen, koken, douchen, etc. De rest van ons waterverbruik gaat naar de productie van voedsel en andere producten, waarbij voor dierlijke producten relatief veel water nodig is.

Dat waterverbruik is nu onzichtbaar voor ons, want het wordt elders in de wereld opgemaakt. Onze grote watervoetafdruk creëert wel problemen wereldwijd:
- Ecologisch is het onduurzaam: we gebruiken veel te veel water en dat leidt tot schaarste en verlies van biodiversiteit.
- We verspillen ook veel: door consumptie maar ook door inefficiënte in productieketens. We zouden veel meer monden kunnen voeden en mensen kunnen kleden als we efficiënter zouden omgaan met het water dat we wel beschikbaar hebben.
- Ten slotte is het watergebruik oneerlijk verdeeld: sommige burgers claimen door hun levensstijl een te groot aandeel van het beschikbare water, wat uiteindelijk ook tot conflicten leidt.


Figuur 10. Onze watervoetafdruk: de producten en diensten die we gebruiken kosten water. Het kleinste aandeel daarin is van ons waterverbruik thuis (douchen, wassen, etc.)






























Figuur 11. Voor Nederlandse consumptie wordt water uit alle delen van de wereld gehaald. Bijna de helft is onduurzaam en gaat ten koste van ecosystemen.

Figuur 11 laat zien hoe de blauwe watervoetafdruk (water uit oppervlakte- en grondwater) van Nederland over de wereld is verspreid. Overal waar een kleurtje in zit, daar wordt water gebruikt voor Nederland. En voor bijna de helft daarvan is die watervoetafdruk onduurzaam: het gaat ten koste van fossiele watervoorraden of van ecosystemen.

UTwente en het Water Footprint Network kunnen zo het waterverbruik in de hele keten inzichtelijk maken en de kennis gebruiken om collectief onze watervoetafdruk te verkleinen.

Een paar praktische stappen voor overheden, burgers en bedrijven:

- Vervang dierlijke producten door plantaardige. Een vega dieet is al gauw 40% minder waterintensief dan een dieet met dierlijke producten.
- Maak mensen ook bewuster van dit soort feiten, door bijvoorbeeld informatieve bordjes in de kantine te zetten bij de verschillende producten.
- Doe langer met spullen: consuminderen.
- Minder verspilling (elektriciteit, water, etc. -> alles kost water).

In het groot, voor volksvertegenwoordigers en beleidsmakers (inclusief Regionaal Waterprogramma):
- Watergebruik beter doorvertalen in beleid en het ontwikkelen van een bredere watergebruiksvisie.

Concreet voor Regionaal Waterprogramma is veel ruimte voor verbetering:
- Besteed aandacht aan ‘vraagmanagement’ van water. Het programma beschrijft de generieke balans wel (‘gebruiken we niet meer water dan er binnen komt?’), en tot op zekere hoogte ook de noodzaak voor water van natuur en beperking van vervuiling. Maar er is niets tot weinig over de watervraag: waar gaat het water uiteindelijk heen? Ja, het aanbod moet vergroot worden om aan de groeiende vraag te voldoen. Maar is al de vraag naar water echt nodig of gewenst? Welke sector/bedrijven krijgen het beschikbare water en waarom krijgen ze dat? Denk na over wie wint en verliest van de genomen allocatiebeslissingen.

- Welke ambities hebben we eigenlijk als het aankomt op die brede maatschappelijke uitdagingen waar water fundamenteel voor is? Zouden we als waterrijke regio niet meer kunnen bijdragen aan het voeden van de wereld?

- De watervoetafdruk helpt bij het opstellen van een echte watervisie en breed waterbeleid. UTwente/Water Footprint Network willen de provincie daarbij helpen.

6. Inspiratie uit praktijk

(Gebaseerd op de presentatie van Marc Buiter, medeoprichter van de Stichting Voedselbosbouw en coördinator van het programma Duurzame Doorbraak Voedselbosbouw, ir.Joost van Strien, boer bij het akkerbouwbedrijf “Zonnegod” en oprichter van “No Shit Food Movement”, en Brigitte de Graaf, onderdeel van het board van Krill Robotics B.V. en mede verantwoordelijk voor financiën en externe relaties)

Een voedselbos is een vorm van agroforestry, ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijk bos. Er is een productief ecosysteem met overwegend houtige (eetbare) soorten. Er zijn duizenden eetbare soorten: tamme kastanjes, walnoten, fruitbomen (peren, pruimen), olijfwilg (stikstofbindende struiken), schijnaugurk. In een voedselbos is geen plaats voor veehouderij of eenjarige teelten (kan er wel naast, maar niet erin). Er wordt geen gebruik gemaakt van (kunst)mest en pesticiden.

Stichting Voedselbosbouw houdt heeft als doel om grootschalige voedselbossen te ontwikkelen, voor lekker en gezond voedsel, vitale natuur en een aantrekkelijk landschap. Actuele projecten zijn in Schijndel (20ha) en Almere (30ha). Ze werken samen met bijvoorbeeld provincie Flevoland, Staatsbosbeheer, universiteiten, bedrijven en NIOO/KNAW. Ze zijn initiatiefnemers van Green Deal Voedselbossen (ondertekend door verschillende provincies waaronder Flevoland, Groningen, Limburg en Noord-Brabant).


Belangrijk is dat voedselbossen een grote positieve bijdrage kunnen leveren aan waterbescherming. Uit onderzoek van Royal HaskoningDHV blijkt dat de omschakeling van gangbaar agrarisch landgebruik naar voedselbosbouw bijdraagt bij aan de vermindering van de milieuproblematiek rond verdroging en vervuiling van de bodem en het grond- en oppervlaktewater. Voedselbossen leveren een positieve bijdrage aan de kwaliteit en kwantiteit van water en bodem, waardoor ze een geschikt alternatief zijn voor traditionele vormen van landbouw, waaronder biologische landbouw, in de buurt van kwetsbare natuurgebieden.
Concreet project:
- Duurzame Doorbraak Voedselbosbouw (2019): in 5 jaar tijd minimaal 150 ha voedselbos op landbouwgronden in Nederland, in samenwerking met boeren en terreinbeheerders die toegang hebben tot landbouwgrond. Er zijn 17 projecten opgestart en ruim 110 ha vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten.

Wat kan de provincie doen:

De provincie is nu vooral pleisters aan het plakken, maar er moeten gezien de grote uitdagingen grote stappen worden gemaakt.
- Een groter voedselbosproject faciliteren. Ca. 100 ha, met een multidisciplinair ontwerpteam in samenwerking met welwillende gebiedsspelers. Er zijn genoeg boeren die openstaan voor een andere richting, maar die hebben een duwtje of een steuntje in de rug nodig.

- Benut het herstelvermogen van natuur door er een ecologisch ontwerp van te laten maken voor mens en dier. Dat betekent ook durven kiezen voor verhoging van het waterpeil. Kijk naar diverse verdienmodellen en stimuleer het leren door te doen. Er zijn verschillende verdienmodellen, waaronder een combinatie van natuureducatie en recreatie, zorg en welzijn, wonen op water, hernieuwbare energie uit wind en zon en gebiedscoöperatie.

Vanuit het perspectief van een toekomstboer:

- Boeren hebben een sterke relatie met water, biodiversiteit en het klimaat. En hoewel moderne landbouw zorgt voor veel en goedkoop voedsel, brengt het ook veel schade met zich mee. Veel bestrijdingsmiddelen, nitraat en fosfaat spoelen uit naar het grond- en oppervlaktewater; ammoniak en de uitstoot van broeikasgassen neemt toe. Dat versterkt ook de klimaatverandering, wat weer zorgt voor nog grotere problemen in de landbouw (droogte, wateroverlast).

- We moeten toe naar een landbouw die juist bijdraagt aan de omgeving en een gezond klimaat, door o.a. koolstof vast te leggen in de bodem en zo min mogelijk broeikasgassen uit te stoten, zoals CO₂, methaan en lachgas. Een landbouw die voldoende heeft aan het water dat van nature op de akkers valt. Een landbouw die geen chemicaliën, fosfaat en nitraat naar het water lekt. Een landbouw die niet meer afhankelijk is van de import van grote hoeveelheden veevoer en kunstmest en ons dus niet meer met het overschot aan mest opzadelt.

- Een landbouw die minder grond gebruikt en met minder milieubelasting meer voedsel produceert. Dan komt er ook meer ruimte voor natuur en andere functies. Een win-win-win.

- Zo’n landbouw lijkt een mythe, maar is in de praktijk mogelijk. Het is mogelijk zonder dierlijke mest (‘no shit’) en bestrijdingsmiddelen te werken. Boer Joost van Strien werkt op die manier en geeft zijn kennis door aan anderen, voor de landbouw van de toekomst waarmee genoeg mensen worden gevoed, maar water, bodem en natuur worden beschermd. Dat is voedselproductie gebaseerd op biologische landbouw en veganisme (bicyclische vegan landbouw).
- Zo’n landbouw gebruikt minder water (nauwelijks oppervlaktewatergebruik om te beregenen)
- Past uitgekiende vruchtrotatie toe
- Houdt de bodem continue bedekt, ook in de winter door na de oogst direct een groenbemester in te zaaien.
- Haalt stikstof uit de lucht met vlinderbloemigen, daarom is geen mest/kunstmest nodig voor de stikstof.
- Voor de overige mineralen: gebruikt compost uit nabijgelegen natuurgebieden.
- Op het bedrijf ontwikkelen ze op minimaal 10% van de oppervlakte permanente natuur, o.a. door voedselbos aan te planten.

Het resultaat: een winstgevend systeem, zowel economisch als ecologisch
- hoge opbrengsten, zeker op lange termijn omdat de bodemvruchtbaarheid toeneemt;
- goede prijzen door een unieke marktpositie;
- steeds meer insecten en vogels op het bedrijf;
- volledig zelfvoorzienend voor stikstof;
- door niet te ploegen is irrigeren minder vaak nodig;
- vrijwel geen uitstoot van methaan, nitraat, lachgas en ammoniak;
- voordeel is ook dat we niet meer afhankelijk van veehouderij. Geen lastige ethische kwesties en dierenleed;
- veel minder beslag op grond (ruim 75% van de landbouwgrond is voor veevoer);
- veel minder water nodig (zie ook input van UTwente en Water Footprint Network). Vlees, eieren en zuivel hebben ruim 40% van het water nodig, groente slechts 1%);
- minder beslag op de grond betekent meer grond voor natuur of andere functies.

Technologische oplossingen voor duurzaam managen van waterkwaliteit

Probleem:
- Veel watermetingen worden nu met de hand gedaan (vanaf de oevers of met een boot). Kost veel tijd.
- Daarom zijn er ook relatief weinig plekken waar metingen worden gedaan.
- En de kosten zijn relatief hoog per meting.
- De grote wateruitdagingen vragen om een opschaling van het management van waterkwaliteit en dat vraagt om andere, efficiëntere manieren van meten.

Oplossing:
- De modulaire boot van Krill.

- Daarmee wordt bemonstering geautomatiseerd. De boot kan zelf op verschillende plekken monsters nemen en terugbrengen. De boot is relatief klein (als een klein koffertje) en kan op meer plekken terecht, zonder dat er mensen aan boord nodig zijn.
- Ook kunnen continue metingen worden gedaan terwijl de boot van plek naar plek vaart. Het water kan dan continu worden gemeten.
- Succesvolle pilot in Utrecht, waarbij metingen van het water door de bootjes konden worden gelinkt aan geuroverlast.

- Toekomstvisie is een circulaire filosofie van meten - modelleren - verbeteren. Een circulair zelfverbeterend proces, waarbij men gebruik gemaakt van robotica en AI. Zo komen we steeds verder en worden we steeds efficiënter in het signaleren en oplossen van problemen
- Meten: door de boten kunnen we veel meer data krijgen, omdat het veel sneller gaat en geautomatiseerd is.
- Modelleren: zorgt voor snelle beeldvorming en makkelijkere interpretatie van data.
- Verbeteren: automatisch oplossen en voorkomen van problemen. Dat kan door het verzamelen en gebruik van veel data over tijd (historische data) en oplossingen en het zelflerende systeem.
- De boten bevinden zich vooral op kleinere wateren, maar op termijn kan opschaling naar grotere zoals IJsselmeer.
- Krill is begonnen samen te werken met waterschappen en gemeenten.

Voorstel voor provincie:
- Ga in gesprek met Krill, waterschappen en eventueel gemeenten en kijk hoe pilots kunnen worden gefaciliteerd.


Status

Ingediend

Voor

Tegen