Vragen over landjepik van plezier­jagers


Indiendatum: dec. 2017

Vragen van het lid AE van Liere (Partij voor de Dieren) over landjepik van plezierjagers

INLEIDING

Op 28 december berichtte het Parool “Plezierjager wil ook op damherten schieten.” Hierin wordt bericht over enkele plezierjagers die samen een vereniging hebben opgericht en een groot werkgebied claimen, waarop zij geen enkele rechten hebben, zonder de eigenaren ook maar op de hoogte te stellen.

Gedeputeerde Jaap Bond zegt hierop: 'De jagers hebben gedaan wat ze moesten doen van de wet, terwijl de terreinbeheerders als Waternet en Natuurmonumenten te laat actie hebben ondernomen.’

VRAGEN

1. Is de heer Bond correct geciteerd? Zo nee, wat heeft hij dan gezegd? Zo ja, op basis waarvan meent hij kennelijk dat het principe, ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ hier geldt, zonder dat het in de wet of in de verordening staat?

2. Waarom kiest de gedeputeerde kennelijk de kant van de plezierjagers?

3. Wat is de grondslag van deze vereniging dat zij een natuurgebied als werkgebied claimen, waar zij geen eigenaar, geen jachthouder en geen uitvoerder zijn, tegen de wens in van de daadwerkelijke eigenaren en jachthouders?

4. Wildbeheereenheden moeten samenwerken met terreinbeheerders[1]. Valt volgens u dit landjepik en het opnemen van jachtpropaganda in de statuten, die strijdig is met het beleid van de natuurbeheerders, als samenwerking te kwalificeren?

5. Heeft deze vereniging zonder de natuurgebieden, waar zij alleen als bezoeker mogen komen, voldoende werkgebied, te weten minimaal 7500 hectare?[2] Zo nee, waarom zijn deze plezierjagers überhaupt een partij?

6. Heeft de vereniging Wildbeheereenheid Zuid-Kennemerland Gedeputeerde Staten geïnformeerd over hun werkgebied, de kaart ervan, de wijziging van de grenzen van het werkgebied (want nieuw) en waaruit is u gebleken dat zij afstemming hebben gehad met andere betrokken wildbeheereenheden?[3]

7. Welke kaarten van de werkgebieden van de wildbeheereenheden in de duinen heeft Gedeputeerde Staten gepubliceerd?[4]

8. Uit eerdere besluitvorming van uw college blijkt dat de provincie bekend was met de Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemerland. Heeft u de stichting op de Wet Natuurbescherming en de nieuwe Verordening Faunabeheer Noord-Holland gewezen en de consequenties daarvan voor hun rechtsvorm?

9. Garandeert u dat plezierjagers, in dit geval particuliere jagers anders dan de boswachters van de terrein beherende organisaties, niet zullen mogen schieten in de duinen?

[1] Wet Natuurbescherming artikel 3.14

[2] de eis uit artikel 4.1 van de verordening faunabeheer Noord-Holland

[3] conform artikel 4.3 van de verordening

[4] in het kader van artikel 4.3 lid 5 van de verordening

Indiendatum: dec. 2017
Antwoorddatum: 16 jan. 2018

INLEIDING ANTWOORDEN

Het Faunabeheerplan Damherten in het Noord- en Zuid-Hollandse duingebied 2016 – 2020 werd in Noord-Holland in opdracht van de Faunabeheereenheid (FBE) uitgevoerd door de wildbeheereenheid (WBE) Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemerland. Binnen het werkgebied van deze Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemerland waren zowel de terreinbeherende organisaties (TBO’s) als particuliere jagers vertegenwoordigd. Het gaat daarbij om de TBO’s van zowel het Nationaal Park Zuid-Kennemerland als de Amsterdamse Waterleidingduinen. Het beheer van damherten in deze gebieden is uitgevoerd door beheerders die werden aangewezen door de TBO’s zelf. Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden, waarin wordt geëist dat een WBE als rechtsvorm een vereniging is. Vanuit de provinciale verordening Faunabeheer komt daar in Noord-Holland de eis bij dat een WBE minimaal 7500 ha beslaat. Voor beide nieuwe eisen gold 2017 als overgangsjaar.

Grondeigenaren en –beheerders zijn zogenaamde jachthouders. Dit kunnen particulieren (bijvoorbeeld boeren) zijn, maar ook gemeenten en TBO’s. In alle gevallen stelt de wet dat de jachthouder bepaalt wie er op zijn grond het beheer van damherten uitvoert.

BEANTWOORDING DOOR GEDEPUTEERDE STATEN

Antwoord 1:
Ja, de gedeputeerde Flora en Fauna is correct geciteerd. Hij verwijst naar het feit dat de jagersvereniging in juli 2017 het initiatief heeft genomen om een Vereniging WBE Zuid-Kennemerland op te richten en de TBO’s in december 2017 de Vereniging WBE Duinstreek Kennemerland hebben opgericht. Van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ is geen sprake. Wel is sprake van een overlappend gebied. Dit is niet toegestaan. De TBO’s en de jagersvereniging moeten hier samen goede afspraken over maken. De provincie toetst slechts of de wet en de provinciale verordeningen worden nageleefd.

Antwoord 2:
De gedeputeerde heeft geen kant gekozen. Hij heeft, als bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming, op verzoek van de partijen een bemiddelende rol op zich genomen.

Antwoord 3:
Wij kunnen geen uitspraak doen over wat de overwegingen zijn geweest van de vereniging, maar op grond van de eisen die worden gesteld in de Wet natuurbescherming en de Verordening Faunabeheer Noord-Holland is het niet mogelijk dat het werkterrein van een wildbeheereenheid zich uitstrekt over jachtvelden van jachthouders die niet zijn aangesloten bij de wildbeheereenheid.

Antwoord 4:
Het citaat waar u naar verwijst gaat over de samenwerking op het moment van uitvoering. In dit geval gaat het om het samen oprichten van een wildbeheereenheid.

Antwoord 5:
Nee, zonder de natuurgebieden heeft de Vereniging WBE Zuid-Kennemerland niet voldoende werkgebied om te voldoen aan de oppervlakte-eis gesteld in artikel 4.1 van de Verordening Faunabeheer Noord-Holland. Deze jagers hadden hun jachtveld in het werkgebied van de voormalige Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemerland. Vanuit die rol hebben zij besloten een WBE met als rechtsvorm een vereniging op te richten die zich uitstrekt over het werkveld van de voormalige Stichting Faunabeheer Zuid-Kennemerland.

Antwoord 6:
Ja, op 21 juli heeft WBE Zuid-Kennemerland ons college geïnformeerd over hun werkgebied en de kaart ervan. Uit deze informatie blijkt niet dat zij afstemming hebben gehad met andere betrokken wildbeheereenheden. Op basis van deze informatie en een brief van de terreinbeherende organisaties gericht aan de gedeputeerde zijn er begin september 2017 twee gesprekken geweest. Een tussen de gedeputeerde en de FBE en de terreinbeherende organisaties. En een tussen de gedeputeerde, de FBE en de jagersvereniging.

Antwoord 7:
Er zijn door ons college nog geen kaarten gepubliceerd. De Verordening Faunabeheer Noord-Holland bepaalt dat voor grenswijzigingen van werkgebieden van wildbeheereenheden onderlinge afstemming nodig is tussen de betrokken WBE’s. Aangezien hiervan onvoldoende sprake is geweest en de gedeputeerde nog in gesprek is met alle betrokken partijen, hebben wij nog geen kaarten van de werkgebieden gepubliceerd.

Antwoord 8:
Ja. Er is onder andere op 4 september 2017 overleg geweest tussen de terreinbeherende organisaties en gedeputeerde Flora en Fauna waar deze problematiek ter sprake is gekomen. Daarnaast is er op 4 oktober 2017 overleg geweest tussen de terreinbeherende organisaties en ambtenaren van de provincie Noord-Holland waarin juridisch advies over de relevante passages uit de Wet Natuurbescherming en de Verordening Faunabeheer Noord-Holland is gedeeld.

Antwoord 9:
Het is niet onze taak of bevoegdheid om de garantie af te geven die u vraagt. De wet stelt dat de jachthouder bepaalt of en door wie er afschot mag plaatsvinden. In dit geval houdt dat in dat de terreinbeherende organisaties bepalen wie het damhertenbeheer mogen uitvoeren op hun terreinen. Ons college ziet er op toe dat dit wordt uitgevoerd volgens de wet en de provinciale verordeningen.

Interessant voor jou

Vragen over de Haalbaarheidsstudie Formule 1 op Circuit Zandvoort

Lees verder

Vragen over aanpassing Bestemmingsplan voor de bouw van een nieuwe kernreactor nabij Natura 2000 natuurgebied

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer