Luchtkwaliteit als aan de provincie toevertrouwd belang (nee tegen 130 op de A2)
Indiendatum: mrt. 2016
Inleiding
In de vergadering van provinciale staten van 7 maart 2016 hebben gedeputeerde staten bij de bespreking van de motie 'Nee tegen 130 op de A2' gesteld dat zij betwijfelen dat een bestuursorgaan van onze provincie wordt aangemerkt als belanghebbende, in geval van indiening van een zienswijze op het omstreden voornemen van de minister van Infrastructuur en Milieu tot verhoging van de maximumsnelheid op deze rijksweg.
Vragen
1. Hoe luiden het eerste en tweede lid van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht? Gaarne in het antwoord de letterlijke wettekst weergeven.
2. Hoe luiden het eerste, tweede en derde lid, onder a., van artikel 4.9 van de Wet Milieubeheer? Gaarne in het antwoord de letterlijke wettekst weergeven.
3. Kunnen gedeputeerde staten bevestigen dat als doelstelling van het provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 wordt gegeven: het verder verbeteren van de luchtkwaliteit in Noord-Holland, gericht op het creëren van een gezonde(re) leefomgeving voor haar inwoners?
4. Kunnen gedeputeerde staten voorts bevestigen dat in dit Milieubeleidsplan als middel voor het verbeteren van de luchtkwaliteit wordt aangemerkt een duurzaam verkeer- en vervoerssysteem?
5. Kunnen gedeputeerde staten in het licht van hun antwoorden op de voorgaande vragen adstrueren waarom zij betwijfelen dat de provincie objectief niet is aan te merken als belanghebbende bij het gewraakte ontwerp-besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu gericht op verhoging van de maximumsnelheid op A2, buiten beschouwing latend dat zij subjectief geen zienswijze willen indienen op dit besluit?
6. In welke wettelijke bepalingen vinden gedeputeerde staten aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de lengte van een wegdeel maatgevend is voor het al dan niet bestaan van een provinciaal belang?
7. In welke wettelijke bepalingen vinden gedeputeerde staten aanknopingspunten voor de veronderstelling dat emissiebronnen direct buiten de provinciegrenzen niet van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit binnen de provincie?
8. In welke wettelijke bepalingen vinden gedeputeerde staten aanknopingspunten voor de veronderstelling dat indien besluiten van een ander bestuursorgaan zich uitstrekken tot een aan een provinciaal bestuursorgaan toevertrouwd belang, dit provinciaal orgaan toch niet wordt aangemerkt als belanghebbende?
Indiendatum:
mrt. 2016
Antwoorddatum: 6 apr. 2016
Antwoord 1:
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
Antwoord 2:
1. Provinciale staten stellen ten minste eenmaal in de vier jaar een provinciaal milieubeleidsplan vast, dat met het oog op de bescherming van het milieu richting geeft aan in de eerstvolgende vier jaar te nemen beslissingen van provinciale staten en gedeputeerde staten en van bestuursorganen waaraan provinciale bevoegdheden zijn gedelegeerd bij de uitoefening waarvan met het plan rekening moet worden gehouden, en dat naar verwachting tevens richting zal kunnen geven aan in de daarop volgende vier jaar te nemen beslissingen.
2. Het plan bevat de hoofdzaken van het door provinciale staten en gedeputeerde staten te voeren milieubeleid.
3. Tot deze hoofdzaken behoren ten minste: a. de in de betrokken periode van acht jaar en, voor zover deze redelijkerwijze zijn aan te geven, de in de eerstvolgende vier jaar beoogde resultaten inzake de kwaliteit van de onderscheidene onderdelen van het milieu, mede gelet op de krachtens of overeenkomstig artikel 5.1, eerste lid, vastgestelde milieukwaliteitseisen en de in bijlage 2 opgenomen luchtkwaliteitseisen; Overigens wijzen wij u er op dat u alle wet- en regelgeving kunt vinden op www.overheid.nl.
Antwoord 3: Ja.
VAntwoord 4: Ja.
Antwoord 5: Uit het formulier om zienswijze in te dienen (zie https://respons.itera.nl/Formulier/a2-a12- aanpassing-maximumsnelheid-zienswijze-ovb) blijkt dat een ieder een zienswijze kan indienen. Het belanghebbende begrip is derhalve voor het indienen van een zienswijze niet relevant. Het belanghebbende begrip wordt wel relevant indien eerst een zienswijze wordt ingediend en vervolgens beroep wordt ingesteld bij de rechtbank. Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, gelezen in verbinding met het eerste lid, van de Awb is een bestuursorgaan belanghebbende, indien een aan hem toevertrouwd belang rechtstreeks betrokken is bij een besluit van een ander bestuursorgaan. Uit jurisprudentie blijkt dat sprake is van een aan een bestuursorgaan toevertrouwd belang als een wettelijk voorschrift aan dit bestuursorgaan een bevoegdheid tot behartiging van dit belang toekent of als dit blijkt uit een specifiek omschreven taakomschrijving. In dit geval gaat het om een verkeersbesluit waartoe de minister van IenM bevoegd is en bij dat besluit worden door de minister reeds de gevolgen voor het milieu (en dus de luchtkwaliteit) afgewogen. Dat GS of PS een toevertrouwd belang hebben dat rechtstreeks betrokken is bij het verkeersbesluit is daarom niet verdedigbaar. Provincie weegt luchtkwaliteit ook mee in haar eigen beslissingen, waarbij de provincie (net als het Rijk) in ieder geval moet voldoen aan de wettelijke Europese normen. In het Provinciaal Milieubeleidsplan heeft de provincie er daarnaast voor gekozen in haar eigen beleid en besluiten waar mogelijk te streven naar betere luchtkwaliteit – ook onder de grenswaarden - gezien het belang van een gezonde(re) leefomgeving. Dit is echter geen wettelijke eis en dit kunnen wij ook niet via een verordening aan anderen opleggen.
Antwoord 6: Geen. Wel kan dit van invloed zijn op de hoeveelheid (extra) luchtvervuiling en daarmee mogelijke overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden.
Antwoord 7: Geen. Luchtkwaliteit is juist een grensoverschrijdend probleem. Bronnen buiten de provinciegrenzen hebben zeker invloed op de luchtkwaliteit binnen de provincie. De vraag is wel wat de bijdrage van één specifieke bron buiten de provinciegrens is op het geheel. Verkeer heeft lokaal een relatief grote bijdrage, dit effect is echter op iets grotere afstand vaak al niet meer meetbaar ten opzicht van de achtergrondconcentratie. Overigens zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld of het uitbreiden van het aantal snelwegen waar 130 mag worden gereden gevolgen heeft voor het voldoen aan de wettelijke Europese normen voor luchtkwaliteit. Een meerderheid heeft er voor gekozen om het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opdracht te verlenen dit nader te laten onderzoeken. Wij zullen dit volgen.
Antwoord 8: Zie antwoord 5.
Interessant voor jou
Vragen over het stimuleren van schaalvergroting in de landbouw
Lees verderVrije verkoop vogelparadijs 'Landje van Geijsel'
Lees verder