Belastingbetaler in Noord-Holland draait op voor dure hobby jagers
Jagers claimen de dood van meer dan 16-duizend dieren
Haarlem 13 oktober 2007. De fractie van de Partij voor de Dieren in Noord-Holland heeft harde kritiek op de rapportage van de Faunabeheereenheid (FBE). De Faunabeheereenheid geeft in haar jaarverslag aan dat in 2006 meer dan 16.000 dieren zijn doodgeschoten. Tot ergernis van de Partij voor de Dieren stelt de geheel uit jagers bestaande FBE voor de provincie een faunabeheerplan (FBP) op en voert het vervolgens ook zelf uit.
De FBE is verplicht de uitvoering van het FBP jaarlijks te rapporteren. Uit die rapportage blijkt dat er in 2006 meer dan 16.000 dieren zijn afgeschoten.
De redenen voor afschot variëren van schade aan flora en fauna, verkeersveiligheid tot schade aan de landbouw. De schade aan landbouw is het meest genoemde motief. Opvallend is dat sinds de invoering van de faunabeheerplannen in 2005 de schade aan de landbouw met € 100.000 is toegenomen, terwijl de FBE jaarlijks hetzelfde bedrag van de provincie Noord-Holland incasseert. Jagen is dus een dure hobby voor de belastingbetaler. Dankzij de Partij voor de Dieren kwam onlangs ook aan het licht, dat het Koninklijk Jachtdepartement volledig door de belastingbetaler wordt gefinancierd.
De Partij voor de Dieren meldt in een open brief aan de Noord-Hollandse gedeputeerde Peter Visser zoveel fouten in de FBE-rapportage, dat ze concludeert dat de FBE de rapportageplicht niet serieus neemt. Bovendien blijkt de Faunabeheereenheid zich niet te houden aan het door haarzelf opgestelde (en door de provincie goedgekeurde) faunabeheerplan. In het plan staat dat alle paartjes knobbelzwanen in kaart zouden worden gebracht. De best geplaatste 250 paartjes zouden mogen blijven en de andere zouden worden gedood. Uit het jaarverslag blijkt dat er geen tellingen zijn uitgevoerd, laat staan dat paartjes in kaart zijn gebracht. Dat heeft de FBE niet verhinderd ruim 1000 zwanen meer te schieten dan het quotum van 1250. Ook de landbouwschadecijfers lijken niet te kloppen. Ze wijken af van eerdere FBE-publicaties.
De Partij voor de Dieren merkt bij herhaling op dat geen aandacht is besteed aan alternatieven voor afschot om landbouwschade te verminderen.
Hieronder vindt u de open brief die aan gedeputeerde Peter Visser is verstuurd:
Haarlem, 8-10-2007
Geachte heer Visser,
Hierbij onze reactie op het jaarverslag 2006 van de stichting Faunabeheereenheid (FBE) inzake de faunabeheerplannen. Wij doen dit in de vorm van een open brief, waarmee wij tevens beogen de commissie WAMEN te informeren.
De Faunabeheereenheid, die de provinciaal vastgestelde faunabeheerplannen uitvoert, heeft het niet nodig gevonden uit eigener beweging de rapportage aan Provinciale Staten te sturen (wat overigens ook niet verplicht is). Op verzoek, van in elk geval de Partij voor de Dieren, zijn de jaarverslagen van de uitvoering van de faunabeheerplannen alsnog aan de Statenfracties toegezonden. Het heeft ons verbaasd dat het jaarverslag over 2005 pas in de zomer van 2007 is afgrond. Wij zijn dan ook benieuwd wat hier de reden van is.
Wij beperken ons in deze brief tot het bekritiseren van het jaarverslag 2006 maar ontkomen er niet aan om ook delen van de faunabeheerplannen en van het jaarverslag 2005 aan te halen die relevant zijn voor de bespreking van het jaarverslag 2006.
De FBE geeft in haar inleiding aan dat naast het overzicht van het gebruik van de ontheffingen (machtigingen per gebied, aangevraagd, verstrekt en gebruikt) ook het resultaat van de uitvoering (vermindering van de landbouwschade, vermindering van de schade aan de natuur (bv. broedsucces/populatie grondbroeders), en een handhaving van de gunstige staat van de schadetoebrengende soort) wordt nagegaan.
De FBE maakt vrijwel niets waar van wat in de inleiding wordt beloofd. Machtigingen worden niet per gebied weergegeven (uitzondering bij de ree), het aantal verstrekte machtigingen wordt zelden weergegeven, het aantal aanvragen wordt zelfs helemaal niet weergegeven. De vermindering aan schade aan de natuur wordt ook nergens weergegeven, zelfs een overzicht van het broedsucces of de populatie grondbroeders blijft achterwege. In plaats daarvan staan er twee grafieken over nestpredatie, die niets zeggen over de effectiviteit van het afschot. Het blijft eveneens onbesproken hoe is verzekerd dat de bejaagde soorten in stand blijven. Er worden in het jaarverslag voornamelijk afschotcijfers en landbouwschadecijfers gepresenteerd.
Knobbelzwanen
Met 2429 geschoten knobbelzwanen in 2005 heeft de FBE een kleine 1000 dieren meer geschoten dan het quotum van 1250. De schadecijfers zoals weergegeven in het jaarverslag 2006 komen niet overeen met die in het Faunabeheerplan (FBP) in de overlappende jaren 2000-2002, en het jaarverslag 2005. Welke broedparen kunnen blijven en welke weg moeten bepaalt de FBE door vast te stellen waar broedende knobbelzwanen het minst wenselijk zijn. Dit in het licht van optreden van belangrijke schade aan de landbouw en in het belang van de openbare veiligheid, althans zo staat te lezen in het FBP. Er wordt beloofd dat: “De FBE stelt een kaart op met daarop ingetekend welke paren zijn afgeschoten. De genoemde kaarten en de uitvoering worden opgenomen in het jaarverslag.” Uit het jaarverslag blijkt echter dat men niet weet waar de paren zich bevinden, er zijn zelfs geen tellingen voorhanden, laat staan een kaart. De aantallen worden geschat op basis van uitgevoerde activiteiten. Op die manier wordt elke doelstelling altijd gehaald, maar onze conclusie is dat de FBE heeft nagelaten te doen wat in het FBP staat. Vanwege juridische procedures zijn in 2006 minder, namelijk 836, zwanen geschoten.
Volgens het jaarverslag is de stijging van landbouwschade dat jaar, daar het gevolg van. Deze boude bewering wordt verder niet gestaafd. De schattingen van de populatie knobbelzwanen door de Wild Beheer Eenheden (WBE’s) en SOVON Vogelonderzoek Nederland liggen mijlen uit elkaar, respectievelijk 5872 en 4647 dieren.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Ganzen en smienten
De schadecijfers voor overzomerende en overwinterende ganzen en smienten komen niet overeen met de cijfers uit het jaarverslag 2005. Als ondersteunend afschot zijn ruim 8000 dieren afgeschoten, exclusief de boerenganzen. Is met zulke aantallen nog wel sprake van ondersteunend afschot, of is dit gewoon jacht? Bij het aantal afgeschoten onbeschermde ganzen onder de overwinteraars staat een verwijzing naar het aantal overzomerende ganzen. Het is daarom niet duidelijk hoe de aantallen over 2005 en 2006 met elkaar te vergelijken zijn. Het blijkt dat het uitblijven van een ontheffing slechts beperkt heeft geleid tot verminderd afschot. In plaats van beschermde ganzen werd er in 2006 vooral op onbeschermde ganzen geschoten. Toch steeg de landbouwschade met 61%. Dit is erg suggestief, want toen in 2005 meer overzomerende ganzen werden geschoten steeg de landbouwschade met 267% (als de cijfers in het jaarverslag 2006 kloppen). Dat laatste percentage wordt echter niet in het jaarverslag 2006 of 2005 vermeld.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Meerkoeten
Ook in de paragraaf meerkoeten komen de schadecijfers niet overeen met het jaarverslag uit 2005.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Damherten
Vanwege het verzet tegen afschot door de jachthouder in het kerngebied van de populatie damherten kan van populatiebeheer geen sprake zijn. Het afschot van 12 dieren moet dus voortkomen uit de klasse ‘recidiverende individuen’ (met betrekking tot verkeersonveilige situaties). Hierdoor is het afschot beperkt, kennelijk zijn er op de circa 1800 herten weinig verkeersovertreders: slecht 0,67%! In de bespreking van de schade door het gebrek aan populatiebeheer leunt het jaarverslag 2006, en eveneens 2005 (grote delen van de tekst zijn identiek), op uitspraken van de beheerder van de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD). Vermoedelijk gaat het hier om dezelfde persoon, die als Terra Salica het FBP opstelde. Hierdoor is de evaluatie van het (niet) uitvoeren van een plan in de handen van de opsteller van het plan. Dit voldoet niet aan gezonde evaluatiecriteria.
Reeën
Reeën schijnen last te hebben van ‘professionele stropers.’ Deze uitdrukking wekt de nodige bevreemding gezien dat de jacht (dan wel faunabeheer) in Noord-Holland niet eens professioneel is. De schadecijfers in de jaren voor 2005 verschillen wederom in beide jaarverslagen. Daarnaast weet men dat de voornaamste oorzaak van het uittreden van reeën de verdringing door damherten is. Er wordt echter op geen enkele wijze aangegeven waar dat vermoeden op is gebaseerd. Sterker nog; de verdringing zelf staat ter discussie. Zo staat te lezen in het jaarverslag 2005 dat “in de voorgaande jaren is een duidelijke teruggang van reeën in het AWD geconstateerd. Het laatste jaar lijkt dit te stabiliseren.” In het jaarverslag 2006 staat precies dezelfde zin! Maar het is natuurlijk onmogelijk dat twee jaar achter elkaar een afnemende populatie zich dat jaar stabiliseert. Voorts viel er te lezen: “in de Wieringermeer bleek uit de voorjaarstelling een bestand van 74 reeën en het Faunabeheerplan vermeldt een ondergrens van 78 reeën.” Deze ondergrens is echter nergens in het FBP terug te vinden. Wel wordt gerept over het handhaven van de stand op 79 dieren, maar in de berekeningen wordt uitgegaan van het schieten van 15 dieren (10 in de tekst) per jaar onafhankelijk van de stand. Met het stoppen van dit beleid lijkt zelfs de FBE weinig vertrouwen te hebben in de eigen berekeningen.
Vossen
De FBE suggereert dat de relatie tussen afschot en predatie van vossen op weidevogels een simpele relatie is. Niets is minder waar. Zo heeft de vos ook een negatief effect op andere predatoren van de weidevogels en daardoor ook een beschermend effect op de weidevogelstand. Verder hangt de voedselkeuze van de vos sterk af van de beschikbaarheid van ander voedsel, die de relatie tussen vos en weidevogel zeer complex maakt en conclusies op basis van ‘geconstateerde predatie’ onmogelijk maakt. Wat er achter geconstateerde predatie schuilt wordt overigens niet duidelijk, zelfs niet of die cijfers alleen betrekking hebben op de vos of ook op andere predatoren, zodat slechts een beperkt deel ervan aan de vos is toe te schrijven. Dat de vos slechts een van de vele predatoren van weidevogels is mag na het onderzoek en publicaties van Schekkerman, Teunissen en Willems niet meer als een verrassing komen. De FBE verwijt particuliere eigenaren van nevenliggende terreinen gebrek aan goed
nabuurschap. Mogelijk ligt aan de eventuele aarzeling om mee te werken aan het FBP een andere visie op het beheer van de vos of de noodzaak daarvan ten grondslag. Het is laakbaar dat de FBE dit zonder meer interpreteert als gebrek aan goed nabuurschap.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Wildsoorten
Volgens de FBE is de jacht in het jachtseizoen op de wildsoorten de reden dat veel schade voorkomen wordt aan de landbouw. Deze bewering wordt niet onderbouwd. De schadecijfers van de soorten eend, fazant, haas en konijn in de jaren voor 2005 zijn niet gelijk in de jaarverslagen 2005 en 2006.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Faunaschade toegenomen na invoering Faunabeheerplannen
Ook het overzicht van de totale schadecijfers per diersoort komt niet overeen in de twee jaarverslagen. Het valt wel op dat sinds de invoering van het FBP de totale faunaschade in Noord-Holland in twee jaar met meer dan 100.000 euro is toegenomen. De FBE betreurt de discontinuïteit van het faunabeheer als gevolg van rechterlijke uitspraken, maar dit heeft geenszins invloed gehad op het totale aantal dieren dat is doodgeschoten (16.078 t.o.v. 14.612). In 2006 zijn er meer dieren geschoten dan in 2005 toen er nauwelijks een probleem was met het verlenen van vergunningen.
Kortom, de FBE is slordig met de schadecijfers en maakt zich daarmee erg gemakkelijk af van de wettelijke rapportageplicht. Ook de in de eigen inleiding beloofde gegevens, worden niet gegeven. Dat de FBE de rapportage zelf niet helemaal serieus neemt, blijkt ook uit het knip- en plakwerk uit het voorgaande jaarverslag waardoor onwaarheden beweerd worden. De FBE weet niet te onderbouwen hoe het faunabeheer heeft geleid tot minder schade aan natuur of landbouw. Zelfs de maatregelen zoals voorgesteld in de FBP blijken niet naar behoren te worden uitgevoerd. Het verslag wordt wel gebruikt om niet onderbouwde kwalijke suggesties te doen.
Over het gebruik van alternatieven voor jacht wordt niet gerept.
Mochten er na het lezen van deze brief onduidelijkheden ten aanzien van onze op- en aanmerkingen zijn, dan zijn wij graag bereid deze verder toe te lichten.
Hoogachtend,
Fractie Partij voor de Dieren
in de provincie Noord Holland
Rob van Oeveren
Peter van Poelgeest
Bram van Liere
Gerelateerd nieuws
Circussen met wilde dieren
Donderdag 4 oktober 2007 stonden in de commissie Samenleving van de Gemeente Haarlem twee brieven op de agenda van de werkgro...
Lees verderPartij voor de Dieren viert vijfjarig bestaan in Haarlem
Haarlem, 15 oktober 2007- De Partij voor de Dieren viert haar vijfjarig bestaan met een ledencontactdag te Haarlem. Leden uit...
Lees verder