Initi­a­tiefnota Subsi­diering opvang­centra wilde dieren


15 maart 2010

Initiatiefvoorstel


Subsidiëring opvangcentra wilde dieren

Inhoudsopgave

1. Subsidie van de provincie
2. Structurele en eenmalige subsidie
2.1. Structurele subsidie
2.2. Eenmalige subsidie voor kwaliteitsimpuls (professionalisering)
3. Subsidie ten laste van portefeuille Landbouw
4. Gunstig maatschappelijk neveneffect
5. Nadere toelichting
5.1. Provinciaal doel
5.2. Onderlinge afhankelijkheid
5.3. Kwaliteitsimpuls (professionalisering)
5.4. Besluit


1. Subsidie van de provincie
De Partij voor de Dieren wil opvangcentra voor in het wild levende dieren door de provincie laten subsidiëren.
De provincie heeft zorgplicht voor wilde dieren, volgens artikel 2 van de Flora & faunawet (FFW). De provincie is de meest voor de hand liggende overheidslaag voor subsidie, omdat zij (mede-)verantwoordelijk is voor uitvoering en handhaving van de FFW, de natuurbeschermingswet, de wet ruimtelijke ordening, de wet milieubeheer en de waterwet.

Er zijn circa tien grote en kleine opvangcentra in Noord-Holland die samen jaarlijks ruwweg 21.000 gewonde dieren opvangen en verzorgen. Zeven grote opvangcentra springen het meest in het oog. Een opvangcentrum is geen asiel. Een opvangcentrum vangt wilde dieren op - een asiel zorgt voor huisdieren.
De meeste opvangcentra hebben structurele financiële tekorten. Daar komen de financiële gevolgen van de onlangs verscherpte kwaliteitseisen van LNV nog bovenop. Als daar niet aan wordt voldaan, leidt dat tot sluiting van centra en daarmee tot minder adequate opvang en zorg.

De Partij voor de Dieren vindt dat de opvangcentra financiële steun moeten krijgen van de provincie. Zij maken het mogelijk te voldoen aan de wettelijke zorgplicht. Er is echter geen beleid voor het welzijn van wilde dieren en dat is ook niet in ontwikkeling. Met dit initiatiefvoorstel wil de Partij voor de Dieren een structurele subsidie om aan de zorgplicht te voldoen en een incidentele subsidie om aan de kwaliteitseisen te voldoen. Dit voorstel is geïnspireerd door de regeling voor vogelopvang in Vlaanderen.

2. Structurele en eenmalige subsidie
2.1 Structurele subsidie

Zeven grote opvangcentra in Noord-Holland komen voor structurele subsidie in aanmerking, mits zij voldoen aan de kwaliteitseisen. Een basisbedrag is nodig om de opvang van de dieren te ondersteunen. De hoogte hiervan wordt, naar Vlaams model, afhankelijk gesteld van extra inspanningen en bedraagt dan € 4.500 tot € 8.500 per jaar per opvangcentrum. De kleinere opvangcentra komen, wegens hun kleinere aandeel in de opvang, niet in aanmerking voor structurele subsidie.

Het Vlaams model weegt voor de hoogte van de subsidie de maatschappelijke betekenis van een dierenopvangcentrum mee, zoals het aantal educatieve activiteiten, publicaties of het aantal leden.
Daarnaast kan een betaalde kracht worden gesubsidieerd, die bijvoorbeeld tewerkgestelden of gehandicapten begeleidt. Als het opvangcentrum er zelf in slaagt de kosten van een halve FTE (op basis van minimumloon) in zijn begroting mogelijk te maken, dan vult de provincie dit aan tot een voltijds FTE.
Omdat de kosten van de regeling hoog kunnen oplopen stellen wij een subsidieplafond voor van maximaal € 150.000 aan structurele subsidie.

2.2 Eenmalige subsidie voor kwaliteitsimpuls (professionalisering)
Per 1 juli 2009 zijn de landelijk beleidsregels 'kwaliteit opvang beschermde inheemse diersoorten' van het ministerie van LNV van kracht. Deze eisen zijn nodig om te professionaliseren. Om een ontheffing (van de FFW) als opvangcentrum te krijgen, moet aan deze eisen worden voldaan – anders volgt sluiting.
De meeste van de opvangcentra moeten voorzieningen treffen om aan de eisen te voldoen. Met een eenmalige subsidie van in totaal € 30.000 kunnen alle bestaande opvangcentra aan de regels voldoen.

3. Subsidie ten laste van portefeuille landbouw
Voor de opvang van in het wild levende dieren is een structurele subsidie van € 150.000 per jaar nodig. Dit relatief geringe bedrag volstaat om invulling te geven aan de zorgplicht op basis van de Flora- en faunawet.
Eenmalig is nog een bedrag van € 30.000 nodig om de dierenopvangcentra in de gelegenheid te stellen te voldoen aan de recente eisen.

De portefeuille Landbouw voorziet in de kosten ten behoeve van dierenwelzijn, zo meldde GS tijdens de Statenvergadering van 10 november 2008.

4. Gunstig maatschappelijk neveneffect
Er is behoefte aan plekken voor stages, dagbestedingen en tewerkstellingen. Het is een maatschappelijk belang dat er voldoende plekken zijn om aan deze vraag tegemoet te komen. De verantwoordelijkheid dragen voor de zorg van dieren heeft een bijzondere werking bij sommige mensen. Mensen met een licht verstandelijke beperking, zoals autisme, of ex-gedetineerden en natuurlijk stagiaires van de Noord-Hollandse groen opleidingcentra (Clusius College) hebben veel baat bij deze werkervaring. De opvangcentra kunnen en willen daar (nog meer) aan bijdragen, maar missen nu vaak de financiële armslag voor een professionele kracht die dit moet begeleiden. De subsidie maakt dat mogelijk en realiseert tientallen werk- en leerplekken.

5. Nadere toelichting
5.1 Provinciaal doel

Het ministerie stelt kwaliteitseisen, maar laat na de kosten daarvoor te dragen. De kwaliteitsimpuls kan nu nog worden beschouwd als een rijksdoel. Maar als binnenkort de uitvoering van de FFW wordt gedecentraliseerd, is de provincie verantwoordelijk voor ontheffingen, de kwaliteitseisen en de handhaving daarvan. Dan is het een provinciaal doel.

5.2 Onderlinge afhankelijkheid
Elk jaar treffen duizenden inwoners van Noord-Holland hulpbehoevende dieren aan die in het wild leven. Omdat de meeste mensen zelf niet de kennis en faciliteiten hebben, kloppen zij voor hulp aan bij dierenopvangcentra. Met de huidige opvangcentra hebben veel inwoners een centrum in de buurt.
Elk opvangcentrum is een verbinding in het netwerk. Als een verbinding verbreekt, heeft dat gevolgen voor het hele netwerk. Zeker als een groot opvangcentrum moet sluiten, heeft dat een zeer negatief effect op de andere centra die dan teveel dieren moeten opvangen. Dit domino-effect moet worden voorkomen.

5.3 Kwaliteitsimpuls (professionalisering)
Het verbeteren van de kwaliteit van de opvangcentra is in het belang van de provincie. In de eerste plaats natuurlijk voor de hulpbehoevende wilde dieren en voor de inwoners die uitvoering geven aan hun zorgplicht. Maar ook omdat de ‘nazorg’ van de kwaliteitsimpuls bij de provincie te liggen door de decentralisatie van de uitvoering van de FFW.
De kwaliteitsimpuls (professionalisering) is bestemd om aan de landelijke regels van LNV te voldoen. Het gaat om materiële zaken, zoals het aanpassen van verblijven voor de dieren, het inrichten van een quarantaineruimte en uitbreiding van kantoorfaciliteiten. De centra moeten beschikken over een quarantaineruimte, samenwerkingsovereenkomsten en een gekwalificeerde medewerker. Zij moeten onder meer in een uitvoerige administratie hun verrichtingen bijhouden.
Opvangcentra hebben een ontheffing nodig van de FFW. Als een opvangcentrum die niet krijgt, moet de provincie het centrum sluiten.

5.4 Besluit
Provinciale Staten besluiten:
- eenmalig € 30.000 ter beschikking te stellen voor de noodzakelijke aanpassingen van de opvangcentra om aan de kwaliteitseisen te voldoen;
- € 150.000 structureel te reserveren voor ‘Subsidiering opvangcentra wilde dieren’;
- Gedeputeerde Staten de opdracht te geven een subsidieverordening op te stellen die voldoet aan het voorstel ‘Subsidiering opvangcentra wilde dieren’;

en gaan over tot de orde van de dag.

Haarlem, 8 februari 2010.

P. van Poelgeest

Voor

Tegen

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer